- Dirty thing! bromde hij enkel, met buikgalm.
- Zoudt ge niet liever met een stoommachine werken, of met een elektrische motor? vroeg Franklin aan de molenaar.
- Neen, meneer! zei de witbestoven man, langzaam het hoofd schuddend. - Die oude molen is al meer dan honderd vijftig jaar in mijn familie. Ik ben eraan gehecht.
- Ongehoord! zei Franklin in het Engels tot Ivan.
Terwijl Ivan met Franklin uit was, ontvingen of bezochten Oculi, Maria en Clotilde hun oude vrienden en kennissen van vroeger. Clotilde kende er nog vele, maar die van Oculi en Maria waren zo schaars geworden. Bijna telkens als Maria aan Moeder vroeg of die of die nog leefde, was 't als een droevig refrein:
- O, jong, z'es toch al zueveel joaren dued!
Anderen leefden nog, maar waren uit het dorp verdwenen.
- Weunt Manse Bockstoal hier uek nie mier?
- O, nien z' jong. Z'es hier al zue lange wig!
- En Triene de Buck?
- Die es getreiwd mee ne sandurm in de Woale-pays!
- En Fietriene van de Walle?
- 'k 'n Zoe nie keune zeggen, wat dat er van de die geworden es!
- De meinschen stirven hier lijk de vliegen! lijzigde Oculi... alsof er in Amerika ook niet gestorven werd.
Van lieverlede begonnen zij zich te vervelen. Franklin had Amerikaanse of, bij gebrek aan deze, Engelse couranten willen lezen en kon die heel moeilijk in de stad krijgen. Als hij er bij toeval een had, dan bleef hij er, zonder opkijken, uren in verdiept. Maria, van haar kant, was uitgepraat en uitgekeken en zat vaak doelloos, in het vage starend, met de handen onbeweeglijk in de schoot. Alleen Clotilde wenste niets; die had genoeg aan Moeder. Maar wie volstrekt onhandelbaar werd was Grover. Hij had ballen en stokken meegebracht, voor geweldige spelen en vond geen medespelers onder de dorpsjeugd. Een paar maal had hij 't beproefd, maar de straatbengels verstonden hem niet, begrepen niet wat hij wilde. Dan werd hij boos en dreigde; en eens was 't tot een vechtpartij gekomen waarbij hij lelijk troef gekregen had. Nu sloeg