gejaagd-rumoerige Amerika. Hij dacht aan de avonden vol leven in 't houten huisje, waar altijd drukte en bezoek was; aan de geestige opgewektheid van Maria, aan het gepraat van Oculi, aan de gezelligheid met Franklin en Clotilde, aan de gekke verschijning af en toe van Uncle Gerrit en Mielke Vervaet, aan het gelamijn van Dzjeurens. Men kon zich in Amerika vreemd en heimweeïg voelen; zich vervelen deed men er nooit. Er was geen tijd voor. In Amerika had men nooit tijd genoeg; in oud Vlaanderen steeds tijd te veel. In oud Vlaanderen waren er mensen, zoals meneer Alexander, die nooit in hun leven iets uitgevoerd hadden; in Amerika was zo iets ondenkbaar. In Amerika was te weinig rust; in oud Vlaanderen te veel rust. Het waren twee vreemde werelden, die eigenlijk niets van elkaar konden begrijpen.
Tobberig dacht Ivan daarover na en meteen dacht hij ook weer aan Gladys en aan wat zij in zijn leven was geweest: een wereld op zichzelf; een wereld waar hij even was binnengetreden en die hem toch voor altijd vreemd moest blijven. Een droom, een illusie, een ideaal, een feeërie, die hij een poos in werkelijkheid geleefd had, maar die geen duurzaamheid kon hebben, dat voelde hij zo knijpend-duidelijk, nu hij, wel voor altijd, van haar gescheiden was. Hij kon bij haar terugkeren, en zou terugkeren, maar dát wat eenmaal was geweest, zou toch nooit meer bestaan!
Hij zelf wist niet of hij er nog wel zo diep om treurde. Hij wist niet, als iemand hem gezegd had ‘Gij hebt ze weer terug!’ of hij wel van geluk en geestdrift zou gejubeld hebben. Misschien? Misschien ook niet! 't Was soms zo vreemd in hem; er waren zulke diepe tegenstrijdigheden! En toch zou hij nog om haar lijden, dat voorgevoelde hij. Hij kon zich niet voorstellen, hoe dat zijn zou als hij haar terug zou zien. Hoe moest dat, met die andere man naast haar met wie ze nu waarschijnlijk zou hertrouwen? Was het mogelijk, was het denkbaar dat hij, Ivan, nog bij haar bleef? 't Scheen hem onmogelijk en toch, zolang zij niet zei: ‘Het kan niet nieer!’ moest hij maar afwachten.
Hij leefde in afwachting...! Elke dag verwachtte hij een tijding, van haar, van zijn familie, die hem een beslissing brengen zou. Maar niets kwam en zelf durfde hij niet te schrij-