X
Toen kwam er eensklaps een gebeurtenis! Op een ochtend bracht de postbode een vrij lijvig pak mee voor Lowiezeken.
- Veur mij nogal! verbaasde zich Lowiezeken.
- Joa, en 't riekt goed, zulle! Riek ne kier! glimlachte de nieuwsgierige bode haar het pak reikend.
- Van woar komt dat? vroeg Lowiezeken.
- Uit 't zuijen van Frankrijk; uit Nice. Kijk, ge keunt het zien aan 't adres.
Lowiezeken durfde 't touwtje haast niet lossnijden. Zij riep naar Jeannette en Hortensken om hulp.
- Ha moar jongens toch! riep Jeannette de handen in elkaar geslagen. Zij knipte het touwtje door en opende het pak.
- Ooo!... kreten zij alle drie in verrukte verbazing.
Het was een pracht-bezending gekonfijte vruchten: peren, pruimen, kersen, abrikozen, om van te duizelen. 't Was iets als uit 't Beloofde Land, iets waarvan men droomt zonder het ooit verwezenlijkt te zien. Geen van de drie vrouwen durfde het wonder aan te raken. Zij staarden ernaar met een soort aanbiddende bewondering en Lowiezeken had een instinctmatige beweging om er het mooi-versierde deksel weer op te leggen, toen zij een papiertje bemerkte, dat daar in een hoekje dichtgevouwen zat. Zij nam het, ontplooide het met bevende vingers en las:
Met de complimenten van Zulma, voor moeder en familie.
Een gloeiend rood kleurde plotseling Lowiezekens wangen en zij liet 't papiertje vallen, of het in haar vingers brandde.
- O! kreet zij, - O!... met grote, starre ogen als van afschuw.
- Van Zulma? vroegen Jeannette en Hortensken met trillen-