Goedig boog zij naar Lowiezeken en hielp haar de pantoffels aantrekken. Toen stak zij 't fornuis aan en gaf Lowiezeken al spoedig een kop warme koffie.
- Drink gij da uit, jong, da zal ou deugd doen.
Om acht uur kwam Madam beneden.
- Nog niet thuis? vroeg zij op haar beurt.
- Nie Medám! antwoordde Lowiezeken met doffe stem.
- We zillen de politie verwittigen! zei Madam.
Moeder Dorté kwam aanbellen en 't ogenblik daarna ook Guustje. Moeder Dorté schreide en Guustje was heftig opgewonden. Hij wroetelde in zijn zakken en zei, dat hij er dadelijk weer op uit ging met zijn auto, en dat hij haar zou opsporen, al moest hij haar tot Parijs narijden.
Madam was erg uit haar humeur door al dat heen en weer geloop. Zij zei aan Hortensken, dat meneer Aamidé zich niet goed voelde en dat hij zijn ontbijt op zijn kamer zou gebruiken. Jeannette en Hortensken haastten zich zoveel zij konden en de ongewenste bezoekers dropen af.
Het kon zowat tien uur geworden zijn en de spanning nam steeds toe, toen plotseling het telegramdragertje verscheen met een telegram voor Lowiezeken.
- Veur mij! gilde Lowiezeken, ontsteld overeind springend.
- Joa, en ge moet hier aftiekenen! zei 't jongetje haar een bulletintje voorhoudend.
Lowiezeken kon haast niet. 't Was of ze flauw ging vallen en even werd het als nacht voor haar troebele ogen. Zij krabbelde eindelijk iets onleesbaars en scheurde de omslag met bibberende vingers.
- O! O! O! kreet zij, als in verwildering.
- Wat es 't? riepen Jeannette en Hortensken.
Het blaadje viel uit Lowiezekens handen en in zwijm zakte zij neer.
- Toe... toe... toe... azijn... en 'n glas woater! gilde Hortensken.
Zij tilden Lowiezeken op en zetten haar neer in een oude zetel. Jeannette bette de slapen en de neusvleugels met azijn, Hortensken sproeide waterdroppels over het gezicht. Lowiezeken kwam weer bij.
- O!... O!... O! kreunde zij onbedaarlijk.