XVI
Toen Tieste die middag als naar gewoonte bij De Warande even ophield, gewaagde hij maar niet bij de waard van zijn toevallige ontmoeting met meneer Gontran. Waarom, had hij niet kunnen zeggen, maar hij deed het niet en ook aan Zulmatje verbood hij erover te spreken.
Zulmatje, trouwens, dacht aan heel wat anders. Zij dacht met hete wangen aan meneer Gontran, die haar ‘mademoiselle’ genoemd had en die ze zulk een bijzonder knap jongmens vond. Zij voelde als 't ware in haar lichaam nog de warmte van naast hem te zitten en in De Warande ging zij even binnen en bekeek zich in de spiegel en vond, dat zij er anders uitzag dan gewoonlijk. Zou hij gemerkt hebben, dat zij al zo groot geworden was? Zij streek met beide handen over haar keurslijfje en dacht dat zij daar struis begon te worden. Het stond haar helemaal niet lelijk, meende zij. Fraulein Adele, aan de grens, had er reeds om geglimlacht en nu merkte ze 't ook, ze veranderde met de dag. Zij streek de kleine krulletjes langs haar oren even weg en kwam weer buiten.
Stantsje van de Velde was er in druk gesprek met vader. Hij glimlachte fijn en schalks, zoals hij wel meer deed en scheen vader, die nogal stug en ernstig keek, met iets te plagen. Zij staakten hun gesprek, toen het jonge meisje bij hen kwam en Stantsje begon ook haar te plagen: dat zij er vandaag zo ‘snel’ uitzag en of ze nog niet dacht aan trouwen.
- O, gie zot! lachte Zulmatje blozend.
- Zoe da zue wonderboar zijn! lachte de waard knipogend tegen.
Om de hoek verscheen plots een Duitse patrouille en zij zwegen. Men vergat wel eens, dat het oorlog was, al hoorde men ook dag en nacht het ver gerommel der kanonnen. Zo 'n troepje grijs-geüniformde mannen kwam u daar bruusk weer