XIII
Het was een succes aan de grens, én voor Tieste, én vooral voor Zulmatje. De formaliteiten duurden niet minder lang, integendeel; maar het leek wel of alles eensklaps heel wat minder streng en lastig was geworden. De Duitsers plaagden 't meisje en maakten met haar grapjes; en de juffer, die haar telkens moest uitkleden en inspecteren, was altijd even vriendelijk en deed dat op een wijze, die zo weinig mogelijk stuitends of onaangenaams had. Zulmatje kreeg soms snoepgoed van die heren, zij hielpen haar en Tieste met af- en opladen en het duurde niet lang of zij hadden haar als 't ware geadopteerd: Zulmatje was het vertroetelde kind van de grenswacht geworden.
Zij nam haar taak heel ernstig en gewichtig op. Zij droeg in zich het volle besef van haar verantwoordelijkheid. Wanneer zij zo naar haar papieren keek, met foto en persoonsbeschrijving, kwam er een soort van trots in haar op, dat ze reeds zo groot en zo belangrijk was.
Thuis, bij haar terugkomst, raakte zij niet uitgepraat. Lowiezeken, Jeannette, Hortensken gingen roerloos geboeid om haar heen zitten, om te luisteren. Zij kende reeds bij naam en toenaam enkele bewakers van de grenspost. Zij had het, op familiare toon, over Werner, over Kurt, over Siegmund, over juffer Adele; en eens wenkte zij Lowiezeken vertrouwelijk bij zich en fluisterde, met vurige wangen en blinkende ogen:
- Onz' Lowieze, wete wat da iefer Adele nou gezeid hee: da 'k ik zuk 'n schuen meiske goa worden!
- O! gie dwoazekerte! riep Lowiezeken geërgerd.
- 't Es zeker onz' Lowieze! Z' hee 't wel drij kiers gezeid! en wete wat da z' uek gezeid hee: da 'k zuk 'n schuene bienen hè! zei Zulmatje met ernstige, grote ogen.
- Ze zoe zij da veel beter nie zeggen! die zottekonte! brom-