wel eens tot stille ergernis van Madam en meneer Aamidé, die dan het valse van hun verhouding moesten voelen.
Neef Gaëtans vrouw was ‘geëffaceerd’ en vriendelijk, zacht van karakter, weinig geschikt voor de subtiele rol, die haar echtgenoot haar daar had willen zien spelen. Madam Venneman, die een geheime, diepe angst had voor de geslepenheid van neef Gaëtan, in wie zij een tegenstrever haar waardig voelde, beheerste dan ook volkomen zijn schuchtere vrouw. Zij deed aldoor poeslief tegen haar, overdreven verrukt telkens zij haar terugzag, met warme handdrukken en zoenen op de beide wangen, als het ware om maar duidelijk genoeg te laten merken, welk soort van mensen en karakters zij het liefst in haar omgeving had.
De kinderen waren niet onaardig: de beide bleke meisjes nogal schuw en onbeduidend als hun moeder; de jongen, daarentegen, wakker en levendig, met vlugge bewegingen en donkere ogen vol geestdrift, die aldoor schenen te juichen en te jubelen. Hij wilde militair worden, officier, en hardde zich in allerlei fysieke oefeningen, wel ietwat tot stille ergernis van de Vennemans en van meneer Aamidé, die gaarne stemmige rust om zich heen hadden.
Typisch was de houding van meneer Aamidé gedurende deze niet verlangde, maar toch onafwendbare bezoeken. Men voelde hem voortdurend op zijn hoede en 't was of hij zelfs fysisch een ander voorkomen dan gewoonlijk had. Hij zat recht en stijf op zijn stoel, gereed als het ware om aanvallen af te weren; en zijn uilebrilogen waren voortdurend achterdochtig in beweging, nu eens op neef Gaëtan, dan weer op diens vrouw en kinderen gevestigd, in een aanhoudend speuren naar verdacht gevaar. Hij snapte heel goed de geheime bedoeling van Gaëtans herhaalde bezoeken, - 't was lokaas leggen naar zijn toekomstige erfenis; - en, hoezeer hem dat ook innig verontwaardigde en griefde, liet hij er niets van blijken, uit een soort duistere vrees voor men wist niet welke mogelijke verwikkelingen. Hij merkte hoe neef Gaëtans monokeloog ieder gebaar van hem en van Madam zat op te nemen en hoe hij met één oor luisterde naar wat zij tot elkander zeiden, ook wanneer hij in gesprek was met meneer Venneman; en dat maakte hem letterlijk ziek van onveiligheid en onge-