Daar kwam Madam!... Zij kwam uit de tuin, opgewekt en glimlachend, met meneer Aamidé, en liet hem even alleen, terwijl ze naar de keuken toe stapte. Onmiddellijk begon Jeannette weer haastig groenten schoon te maken, terwijl Hortensken als een schim verdween. Geknakt en roerloos, alsof ze dood was, bleef Lowiezeken op haar stoel ineengezakt. Madam kwam binnen.
- Jeannette... begon ze met heldere, welluidende stem. Maar zij ontwaarde Lowiezeken en haar ogen gingen van verbazing wijd open.
- Wat ès dat? vroeg ze, eensklaps ernstig, bijna streng. Jeannettes handen, in de groentenkom, begonnen plotseling heftig te beven en haar mond hijgde, alsof ze naar adem snakte.
- Madam, zei ze eindelijk, met gehorte tussenpozen, - 't es Lowieze... lijk of ge ziet... Z'hee sloagen g'had... van heur voader... omda... omda... omda...
Jeannette kon niet meer, 't werd haar te machtig; zij barstte ook in tranen uit... en toen vertelde ze het al ineens na elkaar, in schreien en snikken, met overweldigende radheid, alsof de vreselijke woorden op haar lippen brandden.
Madam was een paar schreden achteruitgegaan, fiks in haar flinke gestalte, haar grote, strakke ogen streng op het geknakte Lowiezeken gevestigd.
- Es da woar, Louise? vroeg ze met metalen stem.
Spreken kon Lowiezeken niet. Zij knikte van ja, 't schaamterood gezicht achter de beide handen.
Er was een stilte, een doods-plechtige stilte.
- Amie, qu'est-ce qu'il y a? klonk meneer Aamidés stem van buiten.
Madam schrok op, als uit een droom.
- Minute! antwoordde zij. - Je viens.
Zij had zich reeds beheerst. Zij nam voor 't ogenblik geen verdere notitie van het in haar smart en schaamte vernielde Lowiezeken. Ze zei alleen maar tot Jeannette:
- We zullen doar straks verder over spreken! en gaf haar in enkele koele, vlugge woorden de uitlegging, waarvoor zij in de keuken was gekomen. - Oui, Ami, je viens, je viens! riep ze nog even gejaagd naar meneer Aamidé, die op een