gekregen; een plooi van ernst en verantwoordelijkheidsgevoel groefde haar dubbele streep tussen zijn strakke wenkbrauwen, terwijl zijn aangezicht, dat bleker was geworden, als met een masker van plechtigheid scheen overtrokken. Hij liet bedaard de eerste uitbundigheid voorbijgaan; en toen Clara dan nog eens zei, dat zij Marie er toch niet zo bijzonder goed vond uitzien, plooiden zich zijn lippen tot een raadselachtige glimlach en hij verklaarde: - Misschien niet,... maar dat behoort dan ook bij de... omstandigheden.
Verbouwereerd keken de zusters op. Marie kreeg plots een vuurkleur.
- Hoe zo... hoe bedoelt ge? vroeg Clara na een poos.
- Wel... zo... zoals dat komen kan als men getrouwd is, lachte hij fatterig.
De zusters zeiden niets meer; zij staarden strak naar Marie, die nu ook glimlachte en meteen tranen als van vertedering in de ogen had.
- Misschien... fluisterde zij schuchter en sloeg haar ogen neer.
- Nu al! slaakten de zusters verbaasd en haast geconsterneerd.
Zij bekwamen er niet van. Zij staarden naar Marie als naar een onbekend en bijna griezelig wonder. Clara's gezicht had strakke, harde lijnen en haar jukbeenderen gloeiden. Adriennes mond stond half open en haar ogen glommen. Edmée, die zich weer sinds een paar dagen niet zo lekker voelde, trok een zuurbleek gezicht en keek opzij, alsof ze zich voor iets schaamde.
De deur ging open en meneer Dufour trad binnen. Hij had zich gerept; hij kwam gehaast naar zijn zoon en schoondochter toe en omhelsde hen onhandig. Hij was zeer ontroerd. Zijn handen beefden en tranen, die hij tevergeefs met stugheid poogde weg te dringen, stonden in zijn ietwat uitpuilende, waterig-blauwe ogen.
- Alles goed? Alles goed? herhaalde hij met een stem die trilde. Toen vielen hem de zonderlinge gezichten van hen allen op en hij vorste, met een plotse zweem van angst:
- Toch geen zwarigheid...?
Zij zeiden hem wat er waarschijnlijk was.