- 'k Kan ik wel stoken, zei plotseling meneer Triphon, zonder zijn vader aan te kijken.
- O, joa jongen, doe gij dátte! jubelde madam De Beule, haar zoon vol bewondering, als een reddende engel aanschouwend.
Meneer De Beule zei niets en bleef, uit oude wrok, zijn zoon negeren; maar zijn zwijgen zelf betekende, dat hij in die schikking toestemde.
- Als ‘stampers’, voer hij, iets zachter gestemd, voort, - zoen we Doorke Pruime, Sies van Lierde en Vloaksken keune vroagen. Als stienknecht Peetse Fnieze; als mulder Soarlewie Soarels.
Madam De Beule knikte goedkeurend, toestemmend. Meneer Triphon, in het besef van de gewichtige taak, die weldra op hem zou rusten, zette een ernstig, aandachtig, energiek gezicht: Hij rekende vlug uit, dat zijn bedrijf als stoker hem niet beletten zou 's avonds, en ook 's zondags, naar Sidonie toe te gaan. Zij raakten op dreef, er kwam iets zegevierends in hun stemming.
- En als vreiwevolk? vroeg madam De Beule.
Eensklaps, bij het enkel horen van dat woord, stoof meneer De Beule weer tot een toppunt van woede op.
- Gien vreiwevolk mier, nondedzju! bulderde hij. - 'k 'n Wille gien vodden op mijn hof mier zien! En even bliksemden zijn ogen naar meneer Triphon, alsof hij hem omver wou schieten.
Madam De Beule drong niet aan. Zij kroop opnieuw voorzichtig in haar schulp terug en meneer Triphon deed of hij de uitval niet hoorde en bemoeide zich even met Kaboel en Mussche, die elkaar met de grootste aandacht besnuffelden, alsof zij elkander in geen jaren hadden gezien. De deur ging open en Sefietje kwam binnen. Zij zag blakend-rood van zich te haasten.
- Stien zal de peirden verzorgen. Hij es al bezig mee z'ulder hoaver te geen en ze te kammen, berichtte Sefietje.
Dat bracht verlichting. Meneer De Beule betuigde zijn tevredenheid door een gedempt geknor en zei:
- Da es goed. Sefie eet gij nou iest ouën boterham en goa gij tons ne kier noar Doorke Pruimes, noar Sies van Lierdes en