ting, dat hij er daar wellicht eerder zou achter komen. Maar ook in het ‘vreiwevolkskot’ merkte hij een gewijzigde stemming. Het viel hem op dat de gesprekken, druk aan de gang zolang zij hem niet zagen, dadelijk verstomden zodra de vrouwen ook maar eventjes de staart van Kaboel over de binnenplaats zagen huppelen. Zij spraken over niemendal meer als hij binnenkwam, of zij hadden het over zulke diep onbeduidende dingen, dat het helemaal niet de moeite loonde om ernaar te luisteren en er in mee te praten met de hoop iets belangrijkers te horen. En ook in de houding van de paardeknechts meende hij een wijziging te zijnen opzichte te merken. Pol maakte in het algemeen rare en bedekte toespelingen als hij dronken was en 't Koud Kieken praatte luidruchtig-opgewonden over allerlei heerlijks en lekkers, dat speciaal voor de rijke lui in de wereld was weggelegd. Niet zelden kwamen dan Stien de Leugenoare en zijn knecht Komijl in het gesprek zich mengen; en dan werd het een verwarde gekkenboel: Stien leugens vertellend om er van om te vallen, en Komijl slechts af en toe een korte klank uitend, maar zijn dikke, rode neus als 't ware zintuiglijk genietend, terwijl zijn natte, fletsige jeneverogen strak gevestigd stonden op meneer Triphon, met iets als een ondeugende uitdrukking van een hele boel weten en niets willen loslaten.
En ook in huis nam meneer Triphon weldra een soort van atmosfeer en stemming waar, nog veel beklemmender en drukkender dan die welke er toch bijna altijd heerste. Meneer De Beule liep er dik door kamers en gangen, werkelijk dik geworden door iets dat inwendig bij hem scheen op te woelen en te toornen, terwijl zijn vrouw er stil-neerslachtig uitzag en haast niet meer wist welke woorden aan te wenden als ze met hem spreken moest, om niet een scheef of vinnig antwoord uit te lokken. Sefietje, die altijd de stemming van de familie als een barometer weergaf, liep benauwd en zuchtend heen en weer; en 't tweede meisje was bijna niet zichtbaar meer: zij verstopte zich men wist niet waar zodra haar werk gedaan was; men zag slechts af en toe een tip van haar rok, die vlug achter een muur of door een deur verdween. Er broeide een dreiging alom; en, zonder nog iets bepaalds te weten, had meneer Triphon geen twijfel, of het onweer zou weldra boven zijn hoofd uitbarsten.