gens door twaalf paarden voortgesjouwd, hadden ontzaglijke indruk gemaakt. De dorpsonderwijzer was er met de schoolkinderen naar komen zien en had hen daar ter plaats een les in mechaniek gegeven; en ook meneer de pastoor en meneer de onderpastoor stonden erbij, vol belangstellende nieuwsgierigheid. Het lossen en op zijn plaats brengen van al dat formidabel tuig leek wel een onderneming die niet zonder levensgevaar kon aflopen. Vreemde mannen, - mecaniciens uit de stad, die een eigenaardige taal spraken, welke de dorpelingen soms maar half verstonden, - voerden er beheer over het werk, en deelden gillend en soms vloekend hun bevelen uit, tot niet geringe ergernis van meneer De Beule, die, gescandaliseerd vanwege de aanwezigheid der geestelijken, hen wel eens moest verzoeken minder krasse termen te gebruiken. In voor- en tegenspoed ging zowat een zomer met de installatie heen; en, op een eerste oktober, was alles eindelijk kant en klaar en werkte de fabriek.
Er stonden, zes heibanken, twee pletmolens en twee koppels maalstenen. Dat alles bevond zich in een ruim en donker vertrek, met lage, bruine balken. Daarnaast, in een lichter, ietwat opgesierde plaats, als voor een luxeding, prijkte de stoommachine, door een muur met binnenramen van de zogenaamde ‘stamperij’ gescheiden. Door die binnenramen, over de werkende machine en door de buitenramen van de machinekamer heen, zag men vagelijk de zonnetintelende grasvelden en de wuivende kruinen van de mooie oude lusttuin.
Klokslag zes in de ochtend begon het werk. De stoker zette de stoomkraan open; en met een zucht ging de machine aan 't ronddraaien. De tandraderen knarsten, de drijfriemen gleden rekkend, als grote, grauwe schemervogels, over de glimmende wielen heen en weer, de ronde koperballen van de regulator zetten zich tollend uit als een gestrekt danseresjaponnetje; en het formidabel vliegwiel wentelde en boogde, de helft van de machinekamer in beslag nemend, als een gevangen, maar geweldig beest, dat aanhoudend zijn uiterste krachten inspant om zich los te worstelen. In de ‘stamperij’ begonnen dadelijk de kolossale pletmolens het fijne lijn- of koolzaad te breken, de zes fornuizen warmden het, de man-