Wáren ze bijtijds gevlucht, of zou hij ze straks vinden, in de handen van de woestelingen, onteerd en mishandeld, op zijn eigen, vroeger boerderij!
Zijn boerderij...! Hij was vlak bij zijn mooie boerderij en zag ze niet! Droomde hij? Was hij de speelbal van een nachtmerrie? Leed hij aan zinsverbijstering?... Hij zag niets dan een menigte grijze mannen die heen en weer liepen, op een erf met verwoeste fruitbomen, tussen de puinhopen van zwartverkoolde, nog smeulende en rokende gebouwen, die vroeger zijn mooie boerderij waren geweest.
Zijn boerderij...! Werd hij gek! Wat was er gebeurd...? Of was 't zijn boerderij toch niet! Was het een andere grote hofstede? Het duizelde en schemerde vóór zijn ogen; woest wreef hij met de hand over zijn voorhoofd, om de akelige visie weg te vegen; hollend kwam hij aan het openstaande hek en op de boomgaard, midden in de grijze mannen.
- Wat es dat hier! kreet hij schor, met droog-hikkende keel. Hij zag, daar waar het hondehok van Duc gestaan had, een pak ten gronde liggen, en hij herkende Duc, die dood lag, in een bloedplas. Hij zag, een eindje verder, tegen de half verkoolde schuurdeur, het plat ten gronde uitgestrekte lichaam van een man en hij herkende Bruno, de oudste zoon van de Keijsders.
- Wat es er hier gebeurd? herhaalde hij hees krijsend en kwam doodsbleek, met fonkelende ogen en gebalde vuisten, naar een van de grijze mannen toe.
- Foert! zei deze kortaf, hem onzacht wegduwend.
Die plotse aanraking deed Florimond als onder een zweepslag opspringen. Wat, foert! Wat had die vreemdeling, die indringer, die vijand, hier te gebieden, aan hém, op zijn hof, waar hij de baas was geweest en zich nu weer, en meer dan ooit, de baas nog voelde!
- Komt aan mij niet meer! brulde hij de kerel in 't gezicht. Komt aan mij niet meer, of... Hij had de tijd niet uit te spreken. Tien armen grepen tegelijk hem vast, sloegen hem tegen de grond, hamerden, met volle vuisten, zijn gezicht in bloed.
Hij schokte overeind, sprong eensklaps als een tijger op een van de kerels toe en beet hem in 't gezicht, zó razend, dat