Voorwoord
Deze roman werd geschreven gedurende de lentemaanden van het jaar 1914 en tijdens de eerste weken van de oorlog.
Lang heb ik geaarzeld alvorens hem nu te publiceren. Er is zo'n wanklank tussen toen en nu; en, zoals ik in die tijd schreef, zou ik thans niet meer kúnnen schrijven. Toen straalde 't geluk als een zon over Vlaanderen. Nu flitsen er de rosse bliksemschichten van het bulderend kanon.
Wat geweest is, is dood en zal nooit meer herleven. Vlaanderen, als het na de oorlog nog bestaat, zal ‘iets anders’ zijn geworden, evenals de ganse wereld anders wezen zal.
Dit boek dan, trachte te geven een beeld, niet uit het Vlaanderen zoals 't nu is, maar uit het Vlaanderen der heldere geluksdagen, het geliefde, rijke, schone Vlaanderen, dat eenmaal wás.
c.b.