XXIX
En zo verliepen jaren... De tijd scheen als gestold over hun vastgegroeide leven. En toch was er verandering, stage, stil groeiende verandering, in en om hen heen. Iets werd oud en afgeleefd, en iets nieuws drong naar voren, jong, en levenslustig.
Dat was het gezin van de koster.
Na een Clemensken en een Constansken was er een Emeransken en een Hortensken gekomen, en nu scheen het de beurt van 't sterkere geslacht: in minder dan vier jaar tijd was er een Hilaire, een Prosper, een Omer en een Valère. Acht kinderen in nog geen tien jaar huwelijk, en de serie scheen nog niet gesloten, want er was er alweer een in aantocht. 't Krioelde steeds van peuters in het reeds te volle huisje; zij groeiden en barstten er letterlijk uit, als op elkaar gepropte vogeljongen uit een te klein nestje, en de ouders werden radeloos, toen zich plots een enige reddingsgelegen-heid voordeed.
Een huis kwam door een sterfgeval te koop, vlak tegenover de woning van juffer Constance, een heerlijk groot huis zonder luxe, maar als geknipt voor een talrijk gezin, om er winkel te houden.
Na enig beraadslagen met zijn vrouw trok de koster zijn stoute schoenen aan en ging naar juffer Constance toe.
- Ik, da huis keupen, wa peist-e, 'k 'n hè doar gien geld veuren; 'k zoe mijn eigen huis moeten belasten! riep verschrikt de oude vrijster, toen hij haar 't geval uiteendeed.
Maar hij liet zich zo gauw niet ontmoedigen: flemend drong hij aan, sprak haar van allerhande voordelen, van betere geldbelegging, van toenemende waarde op zulk een immeubel; en toen het Ezelken, in tweestrijd met zichzelf, zich schuldig voelend dat zij 't geld van juffer Toria zo lijnrecht tegen de