X
Eens, op een morgen, kwam Odon naar haar toe en vroeg, met zijn gewone uitdrukking van zeurige verveling op 't gezicht:
- Mama, waarom heb ik toch geen vast zakgeld? Alle jongens van mijn leeftijd krijgen dat immers.
- Zakgeld! zei mevrouw verwonderd en gans onverwacht verrast; wel, kind, daar is, denk ik, geen bezwaar tegen. Je hebt er nog nooit naar gevraagd. Ik zal er met papa eens over spreken. Wat wou je ermee doen?
- Dat weet ik niet, zanikte Odon op een gesarde toon. - 't Een of 't ander, waar ik zin in krijg, zoals anderen doen.
- Goed, zei mevrouw, en zij ging naar haar man toe.
Diezelfde middag stopte zij Odon een vijffrankstuk in de hand en beloofde hem dat hij er zo elke week een krijgen zou.
- Maar je moet het daarom niet klakkeloos verspillen, voegde zij er moederlijk vermanend aan toe. - Spaar het liever, tot je een sommetje bij elkaar hebt, om er dan iets aardigs voor te kopen.
Zonder veel gepraat noch dank verborg Odon het stuk in zijn zak en ging buiten slenteren. Toch was hij opgewekter dan gewoonlijk: 't cadeau scheen hem plezier te doen.
Toen hij zo enkele malen zijn weekgeld gekregen had, zei hij aan zijn moeder dat hij eens naar de stad wou gaan.
- Wil je iets gaan kopen? vroeg zij zacht.
- Misschien, antwoordde hij ontwijkend.
- Heb je 'n idee?
- God, mama, ik weet het heus niet, hoe kan ik dat vooruit zo zeggen! riep hij, dadelijk ongeduldig en onaangenaam. Mevrouw Dudemaine zuchtte, maar drong niet verder aan. Aan Médard werd bevel gegeven met Odon naar de stad te