ging in het dorpje, al was het tot nog toe een leven dat erdoor- en langsheenvloog, zonder er zich bepaald in te mengen. Populair was hij nog lang niet, zoals Nonkelken geweest was, maar de mensen mochten hem toch wel, al kenden zij hem nog weinig, en hoopten maar, dat hij later zich vanzelf meer met zijn dagelijkse omgeving zou bemoeien.
Trouwens het begon reeds. Naarmate de zomer verstreek was de automobielpret aan 't afnemen en in 't najaar wilde hij gaan jagen. Daar had hij hulp en raad voor nodig, want hij wist er heel weinig van af en zo kwam hij vanzelf in aanraking met enige dorpsheren, die jagers waren. Meneer Van der Muijt, Nonkelkens vroegere dokter, hielp hem met de kennismaking. Hij stelde meneer Vitàl voor aan de kantonrechter, aan de notaris, aan de ontvanger, aan de stoker, de brouwer en nog een paar andere voorname heren, allen jagers. En die jachtkwestie bleek terstond een héél gewichtige en zelfs ietwat ingewikkelde zaak, waarover grondig diende nagedacht en beraadslaagd te worden. Meest al die heren, namelijk, bezaten hun jachtterreinen om en bij meneer Vitàls hofsteden en landerijen en vroeger hadden ze met Nonkelken een vriendschappelijk akkoord gesloten, waarbij zij wederzijds op elkanders gronden gingen jagen en op gemeenschappelijke kosten jachtbewakers en koddebeiers aanstelden. Dat had een tijdlang uitstekend gewerkt, maar de laatste jaren was, door Nonkelkens ziekte, het akkoord verbroken en ieder weer zijn eigen gang gegaan. De grote, belangrijke kwestie zou nu zijn de vroegere schikking op enigszins gewijzigde grondslagen, daar er nieuwe mededingers waren bijgekomen, weer tot stand te brengen.
- Doet er mee lijk of ge wilt, veur mij es alles goed, zei meneer Vitàl.
- A la bonne heure! In da geval moên we'n vergoarijnge beleggen, meende dokter Van der Muijt.
Meneer Vitàl dacht eventjes na, en eensklaps inviteerde hij, gulhartig:
- Wel... weet-e watte... Komt al tegoare bij mij dineren, we zillen 'n decisie nemen.
De dokter keek hem vrolijk, schalks knipogend aan.
- Tiens, l'idée n'est pas mauvaise, glimlachte hij. - Zal ik