lukkig achten wanneer ze slechts maar alles deden wat hun beliefde, zonder haar verder in de steek te laten.
Steeds dringender had zij behoefte aan steun, aan hulp, aan iets goeds en vriendelijks, dat haar wat op kon beuren; en met het vurigste verlangen zag zij uit naar de komst van de jonge barones, die van haar droevige toestand op de hoogte was en beloofd had haar zeer spoedig na hun intrek op 't kasteel te komen opzoeken.
En op een middag kwam zij, schitterend mooi van gezondheid en van moederlijk geluk, met haar zoontje in een sneeuwwit wagentje, dat door een jonge, kloeke, frisse min in lange, wijde mantel en witte muts met enorme brede en lange, wit-en-zwart geruite, op de rug hangende linten, werd geduwd. Rozeke, weemoedig gestemd door al haar eigen zo zwaar contrasterende droefheid, begon dadelijk bij 't eerste zicht, overvloedig te schreien, terwijl zij, als in een vurig, zwijgend smeken, herhaaldelijk de hand van haar voorname vriendin en weldoenster kuste. Toen keek zij naar het kindje in de wieg en sloeg, nu schreiend van emotie en bewondering, de handen in elkaar.
- Azeu 'n scheun kind, mevreiwe! Azeu 'n scheun ijngelke van 'n kind! herhaalde zij met bibberende stem.
- Nietwaar! riep trots de jonge moeder. Maar zij voelde dat haar te rijk geluk het arme boerevrouwtje leed moest doen en vroeg haar met bezorgd gezicht hoe 't met Alfons gesteld was en of zij hem kon zien.
- Kom binnen, mevreiwe, riep Rozeke; en zij wilde ook de min met het wagentje doen binnenkomen. Maar de jonge barones sprak met schielijke angst enkele haastige woorden in 't Frans tot de min, die dadelijk met het wagentje omdraaide en onder de bomen heen en weer ging rijden, terwijl de barones Rozeke in 't woonhuis volgde.
Alfons voelde zich de laatste dagen weer wat beter. Hij had haar door het raam gezien en horen binnenkomen en hij was uit zijn leunstoel opgestaan, angstwekkend bleek en mager, met grote, vreemd glinsterende ogen en een zonderlinge, gepijnigde glimlach op zijn blauwachtige lippen. Een grote, zwartwollen bouffante was dubbel om zijn ontvleesde hals geslagen en zijn stem klonk hol en hees als kwam zij uit een