Zij hoorde hem komen, keek even om, de hand beschuttend boven haar ogen, scheen hem te herkennen, stond op, en legde haar palet op het vouwstoeltje neer.
Glimlachend, met verhaaste tred, kwam hij naar haar toegelopen. Zij was, van de hals tot de voeten, gehuld in een grijslinnen boezelaar met een leren ceinture om het middel, en had een gele strohoed op met zwart lint en blonde korenaren. Op haar borst, die zacht, als van een heel jong, bijna kinderlijk meisje nog, golfde onder de boezelaar, stak een klein trosje van dezelfde gele bloemen die zij schilderde. Verrassend fris en lief zag zij er in haar pittoreske eenvoud uit. Zij kreeg een kleur van vreugde en emotie toen zij hem werkelijk herkende, en kwam hem de laatste stappen tegemoet.
- Je n'ai pas eu la chance de trouver Madame et Mademoiselle Loebmuller, mais j'ai par contre le plaisir de vous voir, sprak hij, verrast glimlachend haar de hand gevend en sterk op dat vous nadrukkend; en dadelijk, na de eerste wederzijdse banale woorden, keek hij naar het heerlijke zicht en naar wat zij ervan maakte.
- Oh! ce n'est rien, je suis incapable, vous devriez peindre cela, sprak ze blozend, als om zich over haar dúrven te verontschuldigen.
Maar hij bleef ernstig, 't gelaat ietwat bleek, de adem ietwat hijgend, als 't ware heel en al, met ziel en ogen, door zijn kunstgevoel in beslag genomen.
- Het is mooi, het is werkelijk heel mooi, sprak hij eindelijk, om de beurt doek en natuurtafereel bekijkend.
- Het ónderwerp is mooi, glimlachte zij bescheiden, - maar wat kan ik...
- U kunt heel veel, als u maar wilt! viel hij haar ernstig in de rede. - Maar het doek is te klein, zo'n onderwerp eist 'n bredere uitvoering.
- Ja, zie je wel, dat is het! Wij vrouwen kunnen dat niet; wij zien en voelen altijd klein, sprak ze nederig.
Hij stond te staren en te peinzen, niet luisterend naar haar woorden, even haar tegenwoordigheid vergetend, de blik, als in diepe inspanning, op 't schilderij gevestigd.
- Het doek is véél te klein, herhaalde hij na een poos. - Kijk