vol met wild. Het was Tjiepke Baert, een vellenploter, de algemene verheler van de Brakelse wildstropers en dieven. Hij woonde naast de Gelapte Sjako en een geheime opening in de zoldermuur liet hem toe te allen tijde, overdag of 's nachts, onopgemerkt in het kroegje te komen.
Zodra hij daar was, werden de zakken geledigd en de stukken wild geteld. Gewoonlijk kregen ze gauw akkoord. Tjiepke raapte één voor één de hazen op, overkeek ze, betastte ze met de ene hand, terwijl hij ze met de andere bij de oren opgetild hield, blies in de wol, trok aan de poten en wierp ze dan weer, dode pakken, ten gronde, terwijl hij een opmerking stamelde. De zeven of acht schurken stonden rondom hem geschaard, als reuzen om een dwerg, en zwijgend, luisterden zij zijn gezegden af. Zij hadden hem in hoog gezag; zij hielden hem voor eerlijk - een gewichtig punt voor hen - en vonden dat hij hun steeds de waarde voor ‘hun goed’ betaalde. Ook als hij eindelijk een som had aangeboden en dadelijk daarbij zijn beurs te voorschijn haalde, waarin de vijffrankstukken rinkelden, was er al niet veel meer bij te krijgen en probeerden zij er doorgaans ook niet mee.
Intussen staken Stoute Treze en Witte Manse de kachel aan en maakten zij de koffie klaar. De beide vrouwen: de moeder, kort en gezet, met nachtmuts en baai blauw; de dochter, dun en wat groter, zonder andere kleding dan haar vuilwit hemd en 't bleekblond haar los op de schouders, liepen bedrijvig tussen de mannen heen en weer, haalden potten en kannen, maalden de koffie, sneden een kolossale stapel dikke tarweboterhammen op een bord. En zij gevoelden niet de minste schaamte over hun lichte kleding, de gewaagde zinspelingen van de dieven deden hen glimlachen, zij werden in 't voorbijgaan door de mannen vastgegrepen, soms door de ene of de andere met geweld op de knieën getrokken, overpakt, overplukt en overkust, zonder iets anders dan een flauwe en als het ware verrukte schijn van verdediging aan te wenden. Witte Manse vooral huppelde met een glans van onbeschaamde ondeugd op 't gelaat door al die mannen heen, drong tussen de knieën, wreef zich tegen de ruggen en scheen zelf de gelegenheid te provoceren, om gepakt en gezoend te worden. Bijzonderlijk op Reus had ze 't gemunt. Zij knoopte