- Gij hoeft niet bang te wezen, spotte zij. Mij zullen ze wel onterven, maar u niet. Integendeel, ge zult er bij winnen; ge zult ook mijn deel krijgen!
Hij blikte haar aan of hij een gekke voor zich had. Hij snoof als een nijlpaard, zijn oogen laaiden.
- En doe maar niet zoo boos tegen mij, want ook ik word een erftante, voer zij met wrange zelfbespotting voort. Ja, zeker, ik, en ook Adrienne, en ook Edmée: wij zijn Tantes... Tantes... die nooit zullen trouwen, even goed als de anderen; en van wie uw kinderen moeten erven, later, als gij ons maar niet ontstemt, als ge maar niet, als nu, onbeleefd en grof tegen ons zijt.
Hij keek haar aan, starend, den baard naar voren gepunt, de lippen dicht van spanning, als een roofdier dat zijn prooi ziet. Hij zei niets meer, niets, geen enkel woord. Hij ademde diep met sidderende neusvleugels, keerde zich om.
Zonder een klank, zonder een groet, wendde hij zich naar de deur, opende die, vertrok.
In de gang liep zijn vader somber heen en weer te ijsbeeren.
- Waar gaat ge naar toe? vroeg hij zijn zoon.
- Naar de Tantes, antwoordde Max.
Meneer Dufour stapte weer de kamer binnen.
Elk in een fauteuil verzonken, zaten Clara en Edmée in de rijke schemering die door de ramen glansde, met een zakdoek voor 't gezicht, te schreien en te snikken.
Einde.