De roman van den schaatsenrijder
(1918)–Cyriel Buysse– Auteursrecht onbekend
[pagina 234]
| |
gang passeerden af en toe heeren in rok en witt e das en gedecolleteerde dames in mischende sleepjaponnen, die glinsterden van sieraden en juweelen. Zij verdwenen in de groote restauratie-zaal en telkens golfde van daaruit een bouffee van muziek: voluptueus-kweelende violen bespeeld door bruine kerels met donkere oogen en donkere snorren, exotisch- opvallend in hun roode buisjes met gouden borduursels. Een oude hollandsche klok met speelwerk sloeg in zilverklank acht ure. En eensklaps waren ze daar, zonder dat ik hen in mijn agitatie had zien komen: Mama voorop, het witte kapsel als een sneeuwdos op haar frisch gezicht, de oogen vriendelijk lachend en de valsche tanden schitterend; ‘Auntie’ een en al pittige levens-uitstraling en voorwaar buitengewoon knap dien avond in haar bescheiden décolleté; en Maud een bloem, de schoonste bloem der wereld, in 't wit, met iets van groen en roze roosjes, om van te duizelen. Papa volgde, proletig in zijn avondpak, alsof hij de portier was, die de deur zal opendoen. Onze intrede verwekte eenige sensatie. | |
[pagina 235]
| |
Sommige gasten aan de tafeltjes keerden zich om; en ook de bruine kerels in hun roode jasjes keken onder het violeren, met langoureuze oogen. Twee bedienden stonden eerbiedig bij ons tafeltje te wachten. Zij schoven de stoelen bij en een derde bracht een tuil met rozen aan. Een maître d'hôtel kwam naar mij toe en bood mij stil de wijnkaart aan. Ik bestelde Mumm Cordon Vert en ook Vichy water met ijs, omdat Mama daar naar vroeg. De ‘bisque’ werd opgediend. De zaal was vol en geanimeerd en gonsde van opgewekte beweging en vroolijke geluiden. Er waren ‘beauty's’ en schitterende toiletten, die zich in de spiegelwanden reflecteerden. De violen kweelden en zwollen hun tonen tot een soort wellust aan. Men voelde lust om zich gemakkelijk in weelde uit te strekken of om stil op het rythme mee te neuriën of zacht-heupwiegend te dansen. Maud keek mij aan met geestdriftige oogen. Zij had een heel licht veegje rouge op haar wangen gelegd en dat gaf aan haar teint, dat toch al zacht en frisch was, iets warms en bloeiends dat onweerstaanbaar | |
[pagina 236]
| |
bekoorde. Het bloeide boven haar gedecolleteerden hals, die van een roomige blankheid was; en de mooie armen en de zacht-golvende buste verwekten droomen die bedwelmden. Ik sloeg even mijn oogen neer, als verblind door te veel en te diep-ontroerende schoonheid. Papa at smakelijk en nogal luidruchtig; Mama gebruikte meer haar face à main dan vork en mes; en ‘Auntie’ zat van genoegen op haar stoel te wippen en te trillen, als een eekhoorntje dat nootjes kraakt. Af en toe keek zij mij aan, fiks en strak, met haar felle oogen, en 't kwam mij voor alsof daar nu iets ongewoons in schitterde, iets dat mij opzweepte en tevens verontrustte. Zij sloeg mij blijkbaar gade, zij sloeg mijn oogen gade; en telkens wanneer deze zich, in onweerstaanbare aantrekkingskracht op de ontroerend-schoone Maud gingen vestigen, voelde ik Auntie's oogen op mij gepriemd en zag ik haar glimlach, die iets raadselachtigs en bijna spottends had. Wat was er toch? Wat wilde ze van mij! Na de entrecôte Béarnaise scheen Papa zich reeds wat verzadigd te voelen; hij | |
[pagina 237]
| |
strekte zich in een gemakkelijke houding uit en begon nu ook eens rond te kijken in de zaal, of hij daar ook menschen kende. De dames hadden reeds herhaaldelijk, met lieven glimlach naar mij totaal onbekende gasten gegroet, wat mij telkens heimelijk een beetje hinderde; en nu ging ook Papa aan 't groeten, met korte, harde, familiaire hoofdknikjes, en noemde daarbij namen, waarbij de dames omkeken, en ook nog eens groetten. Er ontstond daar als 't ware een soort van verbroedering waar ik, als vreemdeling, buiten gesloten bleef en 't maakte mij verdrietig en chagrijnig; ik was er niet verre van af te gaan denken, dat het eenigszins ontactvol van hen was, terwijl ze toch mijn gasten waren. En, eigenaardig genoeg: niet de dames, maar Papa, die anders niet zoo buitengewoon fijn-besnaard was, scheen dat te voelen. Hij keek mij welwillend aan, glimlachte en zei: - U is hier natuurlijk nog een beetje vreemd, maar ik zal u wat op de hoogte brengen. Ziet u die oude man, daar, met grijze snor, naast die jonge dame in 't mauve met haar prachtige parels en briljanten! | |
[pagina 238]
| |
Dat is een spoorwegkoning, meer dan vijftig miljoen dollars waard. Hij is op meer dan zeventigjaren leeftijd hertrouwd met een heel jong meisje zonder fortuin uit Nebraska, deze die nu naast hem zit. Zij draagt voor meer dan honderd duizend dollars waarde aan parels en juweelen. De violen kweelden, af en toe knalde dof een champagne-kurk en de animatie werd steeds vroolijker en levendiger, en Papa liet mij nog meer beteekenisvolle mannen zien, telkens daarbij vermeldend hoeveel ze ‘waard waren;’ en Mama en ‘Auntie’ en ook Maud waren ten diepste mee geïnteresseerd, genietend van die weeldein-cijfers zooals alleen echte Amerikanen dat kunnen. Toen slaakte ‘Auntie’ plotseling een soort verrassingskreet en zei: - O! en mister Bunk zit daar ook, daar, bij dat raam! Kijk eens; kijk eens: hij gebruikt nog steeds zijn toast met eieren, net als in Saratoga! Het was een emotie! Allen keken om en zagen mister Bunk zijn eieren eten. Hij merkte hun opvallende belangstelling, herkende hen, groette, ernstig, plechtig bijna, | |
[pagina 239]
| |
met een volmaakt-correcte buiging. De dames kregen een lichte kleur, groetten terug, namen weer haar gewone houding aan. Mij had hij heel even, met een koel-strakken blik opgenomen. - Die man, meende Papa mij te moeten inlichten, is 'n aardig aantal miljoen dollars ‘waard’ en gaat door als de ‘arbitre des élégances’ in New York en eigenlijk ook wel in de ‘society’ van heel Amerika. Sinds jaren, waar hij ook komt, gebruikt hij voor zijn diner nooit iets anders dan drie gekookte eieren, met toast en thee. Maar lastig als hij is op de kwaliteit van die eieren, daar hebt u gewoon geen idee van! Hij wil ze maar alleen gebruiken als ze afkomstig zijn van een speciale ‘farm’ daar ergens in de Catskill's Mountains, van boeren die hij kent. In Newport, in Saratoga, in Lennox, onverschillig waar hij verblijft, steeds komen zijn eiren uit diezelfde ‘farm.’ En ook hier, in New York, moet Delmonico, waar hij geregeld eet als hij niet op zijn clubs of bij families dineert, hem kunnen garandeeren, dat ze daar vandaan komen. En wilt u nu eens weten wat hij voor zoo'n | |
[pagina 240]
| |
diner van drie eieren met toast en een kop thee betaalt?.... Glimlachend naar mij toe gebogen staarde Papa mij aan, als om bij voorbaat van mijn bewonderende verbazing te genieten. En toen liet hij 't cijfer los: - Vijf dollar, meneer! Vijf dollar en 'n dollar fooi aan den garçon: samen zes dollar voor 'n maaltijd die zoowat een zestig cent waard is! De dames knikten, met een soort ingehouden admiratie, om te betuigen dat Papa de zuivere waarheid sprak. Zwijgend keek ik den kerel aan, terwijl hij met een van zijn eieren bezig was. Wat 'n sinistere vlegel! Wat 'n sombere bruut! Wat 'n boeventronie! dacht ik in mezelf. En ik leed er onder, ik leed harde, vlijmende pijnen, dat Maud zulk een aanstellerig wanschepsel kon bewonderen. Hoe was het mogelijk! Hoe zag ze toch niet, hoe begreep ze toch niet wat voor een abominabele poen die kerel wezen moest! Het vergalde mijn avond, die vent wierp door zijn enkele tegenwoordigheid een akelige schaduw over al mijn vreugde. | |
[pagina 241]
| |
Eensklaps had ik een geweldige emotie. Hij was klaar, had afgerekend en stond op; en ik zag, ik vóélde, dat hij naar ons tafeltje toe kwam! Zou hij heusch durven? Werkelijk! Daar was hij! Daar stond hij! Hij stond daar in rok en witte das, met zijn drie eieren en zijn toast in zijn te dikke lichaam en hij boog groetend, met een akeligen glimlach op de lippen, naar Mama en kuste haar de hand. In onwillekeurig walgen keerde ik even machinaalhet hoofd om. Hij groette ‘Auntie,’ hij groette Maud, hij groette Papa, en dan weer tot Maud zich wendend hoorde ik hem vragen: - Goed nieuws van Reggy? - Heel goed, dank u, hoorde ik Maud antwoorden. - Wanneer verwacht u hem terug? vroeg nog de vlegel. - Waarschijnlijk tegen het eind der volgende maand, antwoordde Maud, een lichte kleur krijgend. Hij glimlachte, fatterig voldaan, boog weer en vertrok, zonder met een woord of een blik van mij notitie te hebben genomen. | |
[pagina 242]
| |
Even keek ik naar ‘Auntie’ op. Haar oogen stonden strak op mij gepriemd en haar lippen hadden een soort glimlach, die tot in 't diepste van mijn ziel drong. Ik keek naar Maud. Er lag eensklaps iets vreemds en ernstigs over haar gezicht. Zij leek mij plotseling zoo koud als ijs. Wat was er toch gebeurd? En wie was die Reggy, waar de vlegel naar gevraagd had? Was dat Maud's gehuwde broer, die in Philadelphia woonde? Of.... Opnieuw keek ik naar ‘Auntie’ en 't werd kil in mij. Er was ineens 'n soort van gêne over ons gekomen; en even heerschte er een stilte, die de muziek gelukkigerwijze door een meeslepende wals eenigszins aanvulde. Ik voelde mijn hart jagen en kloppen, alsof het barsten ging. 't Diner was afgeloopen. De klok wees kwart over tien en Papa oordeelde dat het tijd werd om de boot te halen. Met een bescheiden gebaar wenkte ik naar den maître d'hôtel om af te rekenen. Hij knikte; en 't oogenblik daarna bracht hij mij, met innemenden glimlach, de nota dichtgevouwen op een zilveren plateau, | |
[pagina 243]
| |
als een vertrouwelijk document van zeer gewichtige beteekenis. Ik ontplooide die even en las een bedrag waar ik, nu voor de derde maal in die enkele dagen, in figuurlijken zin van omviel. Maar ik hield mij goed. Ik ging in mijn portefeuille, haalde er, onder den vorm van bankpapier, een klein fortuintje uit, schoof het onder de rekening, op de schaal. Mama was opgestaan. Met den vriendelijksten glimlach van al haar valsche tanden reikte zij mij de hand en bedankte mij zeer, zéér hartelijk. ‘Auntie’ deed het zelfde, met oogen die flikkerden, en ook Maud kwam mij danken, heel zacht en lief en vriendelijk, met een langen, warmen handdruk en een uitdrukking van groote sympathie in haar sprekenden blik. Papa, op zijn beurt, schudde mij krachtig beide handen en voorspelde mij dat ik een prachtige carrière zou maken in Amerika, ja, dat ik er millionnair zou worden. Hoe en waarom hij juist op dat idee kwam terwijl hij me nagenoeg heel mijn beurs had zien ledigen, was mij niet duidelijk en is het mij nu nog niet, maar zoo zei hij toch. | |
[pagina 244]
| |
Langzaam en statig laveerden wij tusschen de reeds half verlaten tafeltjes heen. Er werd nog hier en daar geknikt en gegroet en de bruine kerels met hun roode jassen en fluweeligen oogen speelden en keken nog hartstochtelijker dan bij onze aankomst, en ik kreeg den gekken indruk, dat ze met hun opgewonden gedoe de laatste centen uit mijn beurs wegspeelden. Mantels en overjassen werden aangetrokken en wij kwamen aan den ingang. Een lange file rijtuigen stond langs 't trottoir. Papa wenkte er een, een bediende in livrei opende het portier en de familie stapte in. Glimlachend stond ik nog even, in den zachten lentenacht, onder de electrische booglampen te groeten en te wuiven. En een laatste maal zag ik haar, háár alleen, in al haar betooverende schoonheid, met wit bont om den goddelijken hals en met gansch haar ziel in den glinsterenden afscheidsgroet van haar prachtige oogen. Toen reed het rijtuig heen.... |
|