smart in vele harten waar tot nu toe geluk en vrede heerschte. Waarom gezegd, aan menschen
die zich gelukkig wanen en gevoelen, dat zij ongelukkig en rampzalig zijn? Waarom gezegd,
aan menschen die zich gezond wanen en voelen, dat ze ziek zijn? Zou het niet veel beter zijn
ze zoolang mogelijk in hun illuzie van tevredenheid en geluk te laten?’
Bedeesd, met een geheimen tegenzin, vooraf zeker dat Alfred hem niet begrijpen
zou, en triestig omdat hij dien eenigen broeder, waarop hij zeer gesteld was, en die
werkelijk zeer goed was voor zijn onderhoorigen, wellicht verdriet aandeed, poogde
Robert hem toch, in de verdediging van zijn ideeën, iets van zijn ideaal te doen
gevoelen.
‘Ja, zeker, hij wist het, dat hij onbewust, diep verborgen smarten deed ontwaken.
Maar 't was voor 't goed van allen, uit een besef van algemeene menschelijke
waardigheid. En stichtte hij dan ook geen goed, duizendmaal meer dan kwaad? En
indien de volmaakte rechtvaardigheid een chimera, een onmogelijkheid was op
aarde, moest men dan toch niet trachten die zooveel mogelijk te bevorderen, uit een
geest van onderlinge verheffing en veredeling, uit een gevoel dat zijn bronnen had in
al het beste, al het hoogste en edelste van wat in 't menschelijk hart verborgen lag?’
Onovertuigd, onovertuigbaar, schudde Alfred het hoofd.
- Jij zelf, antwoordde hij, zult het eerste slachtoffer van jou utopiën zijn. Men zal je
niet begrijpen, men zal je beste bedoelingen verkeerd uitleggen. Langzamerhand zal
je de gansche rust en vreugd van je eigen leven bederven, zonder daarom de
minste dankbaarheid van hen die je zult willen helpen,