Het ezelken
(1925)–Cyriel Buysse– Auteursrecht onbekend
[pagina 193]
| |
Dat was het gezin van den koster. Na een Clemensken en een Constansken was er een Emeransken en een Hortensken gekomen, en nu scheen het de beurt van 't sterkere geslacht: in minder dan vier jaar tijd was er een Hilaire, een Prosper, een Omer en een Valère. Acht kinderen in nog geen tien jaar huwelijk, en de serie scheen nog niet gesloten, want er was er alweer een in aantocht. 't Krioelde steeds van peuters in het reeds te volle huisje; zij groeiden en barsten er letterlijk uit, als op elkaar gepropte vogeljongen uit een te klein nestje, en de ouders werden radeloos, toen zich plots een eenige reddings-gelegenheid voordeed. Een huis kwam door een sterfgeval te koop, vlak tegenover de woning van juffer Constance, een heerlijk-groot huis zonder luxe, maar als geknipt voor een talrijk gezin, om er winkel te houden. Na eenig beraadslagen met zijn vrouw trok de koster zijn stoute schoenen aan en ging naar juffer Constance toe. - Ik, da huis keupen, wa peist-e, 'k 'n hè doar gien geld veuren; 'k zoe mijn eigen huis moeten belasten; riep verschrikt de oude vrijster, toen hij haar 't geval uiteendeed. Maar hij liet zich zoo gauw niet ontmoedigen: fleemend drong hij aan, sprak haar van allerhande voordeelen, van betere geld-belegging, van toenemende waarde op zulk een immeubel; en | |
[pagina 194]
| |
toen het Ezelken, in tweestrijd met zichzelve, zich schuldig voelend dat zij 't geld van juffer Toria zoo lijnrecht tegen den zin harer overleden weldoenster gebruikte, wel vreezend ook dat zij er nooit meer rente zou van zien dan van de jaren hèr geleende vijfduizend franken, scheen te weifelen en te wankelen, gaf hij den doorslag met de tragische verklaring: - Os ge gij ons nie 'n keunt helpen, iefer Constance, moete we wij op 'n ander gemiente ons breud goan zoeken. Het Ezelken voelde zich koud worden. Hem en zijn familie niet meer zien, waaraan ze zoo gehecht was! De kracht van het verleden stormde in haar oude-vrijsters-ziel op; dàt, wat niet vergeten was, zijn vroeger huwelijks-aanzoek, omknelde haar eensklaps als een onbreekbare band, en nog eens bezweek zij voor de macht van het gevoel, dat sterker dan de macht der rede was. Zij kocht het huis en de koster kwam er wonen. Maar om het te betalen had zij werkelijk op haar eigen huis hypotheek moeten nemen, en sinds dien dag at zij maar drie keer in de week meer vleesch. |
|