Met de kostersrekening was ze heelemaal in de war. 't Was onderling accoord dat de koster zijn verschuldigde rente in winkelwaren zou afbetalen, en hoe het kwam begreep ze niet, maar 't bleek uit ingewikkelde, haar voorgelegde rekeningen, dat de koster, in plaats van haar schuldenaar, weldra haar schuldeischer werd.
- Ha, 'k 'n hè gien geld mier, zuchtte 't Ezelken toen de kostersvrouw haar daarover eens kwam spreken.
- O, dàt 'n geef niet, iefer Constance, ge moet doar nie mee in zitten, we zillen da loater wel vinden, zei de vrouw geruststellend.
Maar 't Ezelken zat er wèl mee in. Zij vond het aller-akeligst om in schuld te staan bij die menschen, die zoo zuur voor hun dagelijksch brood moesten werken. 't Geneerde haar speciaal tegenover den koster, zij dacht er gansche dagen aan, zij kon er niet meer van eten noch slapen; en eindelijk liet ze de kostersvrouw terugroepen om haar te zeggen, dat zij het in haar testament zou gedenken.
Tot juffer Constance's groote verbazing liet de kostersvrouw geen groote ingenomenheid met deze schikking blijken. Zij zei eerst niets; toen eindelijk,