| |
| |
| |
Bruiloft-zang,
Zarbande.
LAat zig de Wereld in dwaasheid verblijden,
Die in de ydelheid verdronken leid,
Een Christen ziele kan dat niet wel lyden,
Maar ziet het aan met een afkeerigheid,
Maar als twee Christenen te zamen trouwen,
Dan eischt de zedigheid een weinig bot,
En 't is geoorloft Bruiloft te houden,
Om zig verheugt te toonen in zijn lot;
't Is door zijn goedheid dat wy hier verschijnen,
Op dit aanzienelijk en deftig Feest,
Daar alle zoorten van Spijzen en Wijnen,
Die in het Land te vinden zijn geweest,
Laat ons met dankbaarheid des Heeren gaven
Genieten, en misbruiken nimmermeer,
| |
| |
Want men ziet wonderen daar in begraven,
Die yder Christen strekken tot een leer;
't Wel doen van den Heer.
Maar zagt, my dunkt ik zie den Bruigom wenken,
En na ik merk, het Bruidje keurt het goet;
Komt Schenker wilt'er de roemers vol schenken,
Dog voor de Juffertjes alleen de voet,
't Wijntje smaakt zo zoet.
't Is de gezondheid van dees nieuw Getrouwde,
Die heden zijn vereent door liefde kragt,
Hy die het eerste Paar in Eden bouwde,
En zey vermenigvuldigt uw geslagt:
Meer als 't zelfs verwagt.
Leef lang, vernoegt, in rust, ô nieuw Gepaarde!
En teeld met lust gewenste vrugten voort,
Die door Gods Kerk, en 't Raadhuis op Aarden,
Gelukkig dringen regt door d'enge Poort,
Ey lieve vrienden, ziet 't Bruidjen eens lonken
Op haren Bruidegom, die snel van geest,
| |
| |
Zijn hert in liefde tot haar voelt ontfonken,
En haar gedagten uit haar oogen leest:
Komt nu Speelnoodjes om 't Bruidje te leiden,
Na het welriekend lustrijk Ledekant,
Daar al de kussens, de dekens, en spreiden,
Ons klaar doen rieken 't geurig Oosten-land.
Tot een besluit moet ik u nog iets zeggen,
Speelnoodjes maakt dat gy het ook betragt,
En laat den Bruigom by 't Bruidje niet leggen,
Nog zig verlusten in haar armen zagt,
|
|