Voorwoord
Toen in het jaar 1622, op 8 december, een zeilschip langs de noordkust van het toen nog onbekende Australië voer, noemde de gezagvoerder het nieuw ontdekte land naar zijn schip. Ook nu nog heet het noordelijkste deel van Australië Arnhemland, naar het zeilschip Aernem.
Precies 300 jaar later, wederom op 8 december, verging het Britse stoomschip Douglas Mawson in de gevaarlijke Golf van Carpentaria, voor de zanderige kust van Arnhemland.
Nooit werd een spoor van het schip, zijn bemanning en passagiers gevonden. Officieel luidde het dat het schip met man en muis op de koraalriffen was vergaan. Is dat wel zo?
In het noorden van Australië doet namelijk nog altijd het gerucht de ronde, dat enkele blanke vrouwelijke overlevenden van de Douglas Mawson zouden worden gevangen gehouden door primitieve inboorlingen van Arnhemland, de zogenaamde Balamumu-stam.
Arnhemland is een ruig niemandsland. Een uitgestrekt jungle-gebied, dat nog maar door één onderzoeker werd betreden. Het wordt bewoond door slechts een paar groepen primitieve inboorlingen, die er gewapend met hun boog en giftige pijlen, in rondzwerven. Zo zegt men tenminste.
Als tijdens de noordwest-moeson de smalle bochtige rivieren aanzwellen tot woeste brede stromen, die een groot deel van het gebied onder water zetten, dan trekken de naakte Balamumu's van Arnhemland in hun lekke schorsboten door de diepe moerassen, op zoek naar ganzeëieren.
In het jaargetijde dat de gloeiende zon de aarde doet openbarsten, smeren de mannen zich in met grijze klei, om ongezien de rode kangeroe te kunnen besluipen, of jagen ze met hun pijlen op de emu's, ja zelfs op de geweldige waterbuffels. Maar altijd worden ze achtervolgd door dichte zwermen muggen, terwijl er zoveel hongerige krokodillen op de modderbanken liggen, als schelpen op het zeestrand.