Parasol-mier, in Suriname ook wel genaamd de bladmier, de kassave mier of de Koema-koema mier. Deze rood-bruine mier richt grote verwoestingen aan in tuinen en aanplantingen, doordat ze vaak met een miljoenen leger in één enkele nacht gehele bomen kan ontbladeren.
Een groot aantal kruipt dan de bomen in en ze knippen met hun kaken de bladeren in kleine stukjes van ongeveer 2 cm doorsnede, die ze naar beneden laten vallen. Daar worden ze opgepikt door de dragers, die ze dan in een vaak eindeloze rij naar het ondergrondse nest dragen. Daar worden de blaadjes gekauwd. Op de aldus ontstane sponsachtige massa kweken ze een soort champignon, een zwam, die hen tot voedsel dient. Deze zg. champignon-tuinen strekken zich vaak tot heel diep onder de grond uit. Ze oefenen hun schadelijke arbeid hoofdzakelijk in de nacht uit. Vaak heb ik ze 's nachts gadegeslagen. Hun arbeidsveld was soms enkele honderden meters van hun nest verwijderd. Als de regen een grote plas vormde op hun pad, geen nood: Zodra ze op het water stuitten werd er allereerst met de blaadjes een dam over de plas gebouwd. Omdat hier miljoenen mieren tegelijk aan werkten was zo'n dam vrij snel gebouwd.
Op een goede morgen was mijn met veel zorg gekweekte groententuin volkomen kaal gevreten, terwijl er geen parasolmier meer te vinden was. Een lang spoor van onderweg verloren blaadjes leidde echter via een haastig gebouwde dam over een grote plas naar een driehonderd meter verder in het bos gelegen nest van parasolmieren. Zo'n nest uitroeien is met beperkte middelen haast een onbegonnen werk. Waarom ook? Alleen kweekte ik voortaan geen groenten meer!
Er zijn vele bomen die tegen parasolmieren beschermd worden door.... andere mieren, die in die bomen wónen. Daar hebben we b.v. het Mierenhout, of zoals men in Suriname zegt ‘miraoedoe’. Zodra zich parasolmieren op zo'n boom vertonen worden ze onmiddellijk aangevallen.
Het oerwoud herbergt verder de Piengo-mieren, of te wel de varkens-mieren, een grote zwarte mier met enkele haren bekleed. Het beestje kan venijnig bijten en huist in kleine koloniën in vermolmde bomen. De beet kan langdurige koortsaanvallen en zelfs tijdelijke verlamming veroorzaken. De meer conservatieve indianen en bos negers gebruiken deze mier tegen rheumatiek, door zich op de pijnlijke plaatsen te laten steken.
Bepaalde mieren worden ook gebruikt voor de zg. mierenproef. Een jonge indiaan moet zich daarbij aan hun beten blootstellen om te tonen dat hij man is en pijnen verdragen kan!!
Wonderlijk is ook het ‘oerwoudconcert’. Ik zal eens proberen weer te geven wat ik rond mijn boshuis in één etmaal zoal zag en hoorde:
Mijn boswoning was zó door de termieten ondermijnd, dat je gemakkelijk je vinger door duimdikke planken heen kon drukken. Het kamp lag op een kleine hoogvlakte, aan de ene kant begrensd door moerassige pina- en mauritius palmbossen. Aan de andere kant door een kleine open savanna en door oerbos. Het dichtstbijzijnde dorp, een indianennederzetting, was vier uren lopen verwijderd.
Onder het dak en in een oude waterput huisden honderden vleermuizen. In de