Ja, ja, nu wordt me een hele hoop duidelijk.’
Even keek meneer Bos het kringetje rond.
‘Die verhalen van Gomez over zijn verschrikkelijke ervaringen met de Trio's waren natuurlijk allemaal verzinsels om ons af te schrikken.’
‘En dat verhaal over die twee expeditieleden die door de Trio's zijn vermoord...!’ riep Kodjo uit.
‘Ik dacht dat het een beetje opschepperij was,’ antwoordde meneer Bos. ‘Ja, en dan ons bezoek aan Appikalo. Gomez was natuurlijk doodsbenauwd dat we de kortste weg zouden nemen, want dan zouden we misschien op het voetpad van het diamantmijntje naar Appikalo komen en dàt mocht niet gebeuren! Daarom leidde hij ons er natuurlijk omheen met een smoesje over moerassen.
Kapitein Appikalo was tegen ons opgehitst, want zijn houding was heel anders dan ik uit vroegere reisverhalen had opgemaakt. Bovendien moest Gomez alles vertalen wat de kapitein en ik elkaar te zeggen hadden en daarbij zal hij ook wel niet in zijn eerste leugen gestikt zijn. Ik heb zo het idee dat de Trio's blij zullen zijn van deze lastposten bevrijd te worden.
Weet je nog, Kodjo, dat de dokter ons voor het dorp liet wachten en alleen vooruitging... zogenaamd om de kapitein te vertellen dat we met goede bedoelingen kwamen! Hij moest Santos en Diaz eerst verbergen, want die waren daar juist. Hij verstopte hen in de hut van de piai.’
Meneer Bos sloeg met zijn hand tegen zijn voorhoofd en riep met een pijnlijk gezicht uit:
‘Dat ik dát niet begrepen heb... maar goed, het viel me ook op dat Gomez wel meer dan “een paar woordjes” Triotaal sprak.’
Hij keerde zich nu tot Gomez en zei:
‘Verder heb ik nòg iets dat je misschien zal interesseren.’ Uit zijn broekzak haalde hij een flinke dot met olie bevlekte poetskatoen.
Het gezicht van de zogenaamde dokter-etnoloog, met het keurig verzorgde baardje, verbleekte.
‘Allemaal leugens, hè?’ riep meneer Bos hem toe. ‘Maar deze