| |
| |
| |
Spannende ogenblikken
Enkele uren later...
Japie had de meisjes alleen achtergelaten in de auto, en gewapend met zijn geweer en een aantal patronen, zocht hij met behulp van een zaklantaarn zijn weg door het duister. Het was maar enkele minuten lopen naar het punt waar beide wegen samenkwamen. Daar aangekomen, stak hij een sigaret op en ging op de berm van de weg zitten. Even later bedacht hij zich. Hij meende vreemde geluiden te horen, en het zekere voor het onzekere nemend, klom hij in een boom die daar langs de weg stond. Als hij de bestelwagen hoorde aankomen, zou hij tijd genoeg hebben om zich te laten zakken. Hij zette zich op een brede tak, het geweer over de knieën. Nu en dan hoorde hij beneden zich een vreemd geluid; er liep daar iets rond. En toen hij met zijn zaklantaarn zijn naaste omgeving afzocht, ontdekte hij een groot stekelvarken, dat met korte dribbelpasjes heen en weer liep, bedrijvig rondsnuffelend onder het droge bladerdek op de grond. Nu en dan liet het beest een tevreden knorrend geluid horen.
‘Pssst!’ deed Japie.
Het dier bleef even doodstil staan, de kop omhooggericht. Scherp luisterde het of er onraad was. Maar even later was het alweer druk aan het snuffelen naar malse blaadjes, sappige wortels of van de bomen gevallen zaden. Hier en daar groef het dier een gat in de grond. Van het licht uit de zaklantaarn trok het zich niets aan.
Japie zat lekker, net in de vork van de dikke tak. Hè, hij was moe. Het waren spannende dagen geweest, en zo'n hele dag achter het stuur, plus die druk pratende
| |
| |
meisjes maakte je soezerig. Hij geeuwde eens luid en... rrrt, hoorde hij het stekelvarken de vlucht nemen. Hij had moeite om niet in slaap te sukkelen. Tjonge, wat zat hij hier makkelijk. De meisjes zouden toch niet in slaap vallen? Verbeeld je dat de bestelauto straks langs de rechter weg kwam en de meisjes zouden hier niet komen opdagen.
In de auto hadden de meisjes zich intussen ook geinstalleerd voor een lange wachttijd. Ze zaten op de achterbank met de benen over de rugleuning van de voorbank. Geen van beiden sprak een woord. Nu en dan werd de stilte in de auto verbroken door een geeuw, maar geen van de twee dreigde in slaap te vallen! Integendeel, ze waren tot het uiterste gespannen. Elk ogenblik kon het nu gaan gebeuren. Zou de chauffeur van de bestelwagen hen wel tijdig opmerken? Zouden ze niet door hem worden geramd? Zou het niet verstandiger zijn de lichten aan te zetten zodra ze de bestelauto hoorden aankomen?
‘Branden de lichten nog?’ fluisterde Trudi.
‘Weet ik niet... waarom?’
‘Zou die bestelauto ons niet aanrijden? Hij ziet ons misschien te laat. Ik zal het licht eens proberen.’ En dit zeggend, boog ze zich over de voorbank en draaide aan het lichtknopje.
Een brede bundel licht verlichtte plotseling een gedeelte van de weg voor hen. Een klein diertje met lange haren huppelde over de weg. De meisjes konden niet zeggen wat voor dier het was, maar het leek wel op een wezel. Vlug draaide Trudi het licht weer uit.
Jenneke keek bij het licht van haar zaklantaarn eens op haar horloge. ‘Bijna tien uur!’ zei ze. ‘Hoor je al iets?’
| |
| |
‘Nee, nog niks.’
Trudi rilde. ‘Het wordt fris als je zo stil zit,’ bromde ze weer. ‘Misschien komt hij wel helemaal niet.’
Jenneke haalde haar schouders op. Wat haar betrof, mocht hij wegblijven. Het avontuur leek nu ineens veel minder spannend dan ze het zich eerst, bij daglicht, had voorgesteld.
Terwijl ze zo enige tijd zwijgend in de volslagen duisternis zaten te staren, begon langzaam maar zeker een zoemend geluid tot hen door te dringen. De wildernis rond hen was nu zo vol vreemde geluiden, dat ze er eerst geen aandacht aan schonken. Maar opeens werd het hen duidelijk: er was een auto op komst.
Vlug keek Jenneke weer op haar horloge: kwart voor elf. ‘Daar komt een auto aan,’ fluisterde ze.
‘Hoor jij 't ook?’ antwoordde Trudi. ‘Eerst dacht ik dat ik het me maar verbeeldde, maar het is inderdaad een auto, hè?’
Plotseling zagen ze in het noorden een bundel licht op grote afstand boven de boomtoppen uit. Daar kwam waarachtig een auto aan, en hij moest zich dus op dat stuk van de weg bevinden dat over kleine heuvels voert, anders zouden ze het autolicht nooit boven de bomen uit kunnen zien.
‘Kijk, daar rechtuit, zie je dat licht?’ riep Jenneke. ‘Daar komen ze aan. Kijk, hij rijdt nu tegen een heuvel op, het licht schijnt weer boven de bomen uit.’
Even later was het weer volslagen donker en tuurden ze weer in de zwarte nacht, maar telkens verscheen het licht weer, en het kwam ook duidelijk nader. Ook het geraas van de motor werd nu duidelijker.
‘Hij komt langs deze weg,’ fluisterde Trudi gespannen. Enige minuten volgden nu waarin de meisjes met bon- | |
| |
zend hart de dingen afwachtten, die nu onherroepelijk moesten gaan gebeuren. Nog vrij onverwacht verscheen de eerste auto in de verte door de bocht van de weg; hij scheen met grote snelheid te naderen, de felle lichten verlichtten het binnenste van de auto al waarin de meisjes zaten te wachten.
‘Kom, vlug!’ riep Jenneke, en ze sprong uit de wagen. Trudi volgde haar. Beiden stonden langs de berm van de weg met knipperende ogen in het felle autolicht te staren, toen de aanstormende wagen met kermende banden tot stilstand kwam. Dat kan Japie goed horen, dacht Jenneke onmiddellijk. Een dichte stofwolk woei op en enkele seconden konden ze de auto nauwelijks onderscheiden, maar ze hoorden een portier opengaan en iemand riep: ‘Wat is hier aan de hand?’
Jenneke kwam naderbij en stond nu plotseling tegenover de Zoeloechauffeur uit Punda Maria.
‘Ongeluk gehad,’ zei Jenneke. ‘Tegen een boom gereden.’
‘Ongeluk?’ herhaalde de chauffeur. ‘Is dit niet de auto van ranger Viljoen?’
‘Ja meneer Viljoen is naar Letaba... lopen. Om hulp te halen,’ verklaarde Trudi.
‘Wanneer is het gebeurd?’ informeerde de chauffeur. ‘Om een uur of vijf vanmiddag,’ vertelde Jenneke.
In de verte kwam een tweede auto aanrijden.
Ha, daar zal je Harris hebben, dachten de meisjes.
De chauffeur keek even zenuwachtig in de richting van de komende wagen en zei: ‘Ik kan uw wagen wel even opzij slepen, dames.’
‘Daar komt nog een auto aan!’ riep Trudi uit. ‘Wie kan dat zijn?’
Weer keek de Zoeloe even naar de naderende wagen,
| |
| |
maar hij antwoordde niet. Hij liep terug naar zijn bestelwagen en haalde er een kort stuk dik touw uit. Intussen was de tweede auto ook op het toneel aangekomen, en fotograaf Harris stapte uit. De omgeving was nu rijkelijk verlicht, want beide wagens hadden hun volle lichten aan.
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Harris kortaf.
‘Een ongeluk,’ verklaarde de Zoeloe. ‘De wagen van een van onze rangers, meneer Viljoen, is tegen een boom gevlogen.’
‘Viljoen?’ bromde de fotograaf. ‘Waar is die meneer Viljoen? Zit hij in die auto?’
‘Nee,’ kwam nu Jenneke tussenbeide. ‘Hij is te voet naar Letaba, om hulp te zoeken. We konden natuurlijk niet weten dat er zo laat nog twee auto's zouden langskomen.’
Noch mister Harris, noch de chauffeur had hier verder iets op te zeggen, en de Zoeloe begon het touw aan de bumper van Japies wagen vast te maken.
‘We zullen hem even opzij trekken,’ zei hij.
Japie moet daarginds nu in het donker klaarstaan, overdacht Jenneke.
De Zoeloe bond het andere eind van het touw aan de bumper van de bestelwagen, stapte weer in en begon langzaam achteruit te rijden. Harris stond nu in het volle licht van de bestelauto aanwijzingen te geven. Jenneke keek een ogenblik de verlichte weg af en even meende ze een schim van Japie te zien, aan de rand van het kreupelhout vlak langs de weg.
De bestelauto trok uit alle macht en het touw stond strak gespannen. Langzaam kwam er beweging in de zwaar gehavende auto van Japie.
Harris keerde zich tot Trudi.
| |
| |
‘Waar gingen jullie naar toe?’ vroeg hij.
‘Naar het volgende kamp,’ antwoordde het meisje onbevangen.
‘Shingwedzi?’ wilde Harris weten.
‘Zo,’ klonk het uit de cabine van de bestelwagen. ‘De weg is vrij.’
De Zoeloechauffeur stapte weer uit en begon het touw los te maken. Ook mister Harris maakte aanstalten om weer in zijn auto te stappen en de reis voort te zetten. Maar op dat moment klonk het plotseling vanachter de bestelwagen: ‘Handen omhoog, mister Harris en chauffeur. Handen omhoog, of ik schiet jullie allebei neer.’
Op hetzelfde moment sprongen Jenneke en Trudi naar de berm van de weg en grepen ieder een geweer, dat ze onmiddellijk op de beide mannen richtten.
De chauffeur en de fotograaf stonden een ogenblik verrast om zich heen te kijken. Japie vuurde eenmaal in de lucht en toen gingen vlug vier armen de lucht in. Trudi rende op de wagen van Harris toe en gooide het portier achter de verblufte fotograaf dicht. Daarna sloot ze ook het portier van de bestelwagen.
Intussen was Japie uit het duister te voorschijn gekomen.
‘Meneer Viljoen!’ riep Harris uit. ‘Wat moet dit allemaal voorstellen?’
‘Mister Harris,’ antwoordde de ranger, ‘wat doet u zo laat nog buiten het kamp? Dat is verboden. Wist u dat niet?’
‘Ik kan alles verklaren!’ riep de fotograaf woedend uit. ‘Een andere keer zal ik graag naar u luisteren,’ luidde Japies enig antwoord.
‘Jenneke, kijk eens of mister Harris een revolver in
| |
| |
zijn zak heeft en zoek ook de zakken van de chauffeur even na.’
Jenneke fouilleerde de fotograaf terdege en daarna de chauffeur, maar geen van beiden droeg een revolver. Alleen de chauffeur had een vlijmscherp dolkmes tussen zijn riem, en voor alle zekerheid gooide Jenneke dat het bos in.
‘Haal de geweren uit de auto van mister Harris!’ riep Japie. ‘En kijk ook even in de bestelwagen!’
Uit de kofferruimte en vanonder de achterbank haalde Trudi zes geweren uit Harris' auto.
‘Leg ze maar zolang in de wegberm,’ gebood Japie. ‘Die vinden we later wel terug.’ Steeds hield hij zijn geweer op de twee overblufte mannen gericht.
‘Hebben jullie al zaken gedaan?’ wendde hij zich daarop tot Harris.
‘Zaken? Wat voor zaken?’ was diens wedervraag.
‘Kom, kom, mister Harris. Ik ben precies op de hoogte van uw opzet. U bent met deze man dierevellen aan het ophalen.’
‘Wat? Dierevellen? Hoe komt u daarbij? Wat moet ik met dierevellen? Deze Zoeloe is op weg naar Nelspruit om voorraden op te halen voor de verschillende kampen, en ik...’
‘U bent goed op de hoogte van wat die chauffeur gaat doen,’ viel Japie hem in rede. ‘Hoe weet u dat allemaal zo precies? Hou de handen in de lucht, vriend, anders valt er een schot. Ik heb maar weinig geduld.’
‘Ik heb gehoord dat...’ stotterde Harris, maar Japie legde hem het zwijgen op en commandeerde: ‘Chauffeur, ga in je auto zitten en doe precies wat ik je zeg. Eén verdachte beweging en ik schiet, goed verstaan?’ ‘Wat gaat er gebeuren, meneer Viljoen?’ riep de Zoe- | |
| |
loe vertwijfeld uit.
‘Dat zal de politie wel uitmaken, smokkelaar,’ antwoordde de ranger scherp.
‘Politie? O, meneer Viljoen! Ik ben nog nooit in aanraking met de politie geweest. Hebt u toch medelijden met me! Ik zal precies doen wat u zegt! Het is deze man, mister Harris!’ En beschuldigend wees hij op de fotograaf. ‘Deze meneer is de schuld van alles. Ik verdien er haast niks aan, en deze meneer heeft me overgehaald.’
‘Doe dan precies wat ik je beveel, dat kan je later alleen maar tot voordeel zijn,’ zei Japie streng.
‘Ja, meneer Viljoen... natuurlijk, meneer Viljoen. Ik zal precies doen wat u zegt,’ kermde de chauffeur.
‘Ga achter je stuur zitten en voer precies de opdracht uit, die mister Harris je gegeven heeft. Op alle afgesproken plaatsen stop je... en denk erom, mannetje, één verkeerde beweging en je bent er geweest.’
‘Ja, meneer Viljoen, ik begrijp het,’ antwoordde de Zoeloe onderdanig, en hij kroop bedeesd weer achter het stuur van de bestelwagen, terwijl Jenneke haar geweer op hem gericht hield.
‘En meneer Harris,’ vervolgde Japie, ‘gaat ook achter zijn stuur zitten en volgt de bestelauto op de hielen. Er vlak achter, begrepen?’
‘Kijkt u eens, meneer Viljoen, dit is een pijnlijke vergissing,’ begon de fotograaf weer.
‘Inderdaad heel pijnlijk... tenminste voor u... maar géén vergissing!’ riep Japie uit. ‘Houd uw smoesjes maar voor u. Vertel ze maar aan de politie. U voert nu verder alleen mijn bevelen uit, begrepen?’
De fotograaf keek Japie woedend aan, maar antwoordde niet.
| |
| |
‘Ik wens een antwoord!’ riep Japie. ‘Of u het begrepen heeft.’
Weer kwam er geen antwoord.
De ranger stapte op de man toe en prikte hem eens met de loop van zijn geweer in de buik. ‘Begrepen?’
‘Dat zal u duur te staan komen!’ beet Harris hem nijdig toe. ‘U dreigt met een geweer.’
‘Begrepen?’ herhaalde Japie nog eens.
De man knikte, terwijl hij Japie een paar verwensingen naar het hoofd slingerde.
‘Jenneke en Trudi, gaan jullie achterin bij mister Harrit zitten. Zodra hij ook maar één verkeerde beweging maakt, weet je wat je te doen staat, hè?’
‘Begrepen,’ antwoordde Jenneke.
‘Ik ook,’ antwoordde Trudi, die er nu echt zin in begon te krijgen.
‘Vooruit, stap in,’ gebood Japie. ‘Denk erom, vriendje, je rijdt vlak achter de bestelwagen en je hebt steeds twee geweerlopen in je rug. Vanuit de bestelwagen hou ik je bovendien in de gaten, dus wees verstandig.’ De fotograaf stapte in, gevolgd door Jenneke en Trudi, die hun geweren steeds op de fotograaf hielden gericht. Ook Japie was ingestapt. Hij had plaatsgenomen naast de chauffeur, en langzaam ging het nu voorwaarts.
‘Kijk eens hier, jongedames,’ begon Harris, ‘die meneer Viljoen maakt een reuze blunder, en daar worden jullie allebei het slachtoffer van.’
‘Mond dicht,’ gebood Trudi ferm.
‘Jou kleine negerin,’ siste de fotograaf woedend. ‘Moet je mij vertellen...’
Maar van Jenneke had Harris al een fikse draai om zijn oren te pakken. ‘Geen woord,’ voegde ze hem toe.
Een tijdlang bleef Harris nu zwijgen. Eensklaps scheen
| |
| |
zijn auto kuren te vertonen, met horten en stoten ging het een ogenblik voorwaarts.
‘Motorpech!’ riep Harris uit.
‘Geen grapjes, meneer Harris,’ gebood Jenneke. Maar toen ze de koude geweerloop in de nek van de fotograaf drukte, deed de motor het ineens weer uitstekend. Na een tijdje zo te zijn voortgesukkeld, stopte de bestelwagen vóór hen plotseling, en ze zagen Japie uitstappen. Hij wenkte Jenneke en Trudi zijn voorbeeld te volgen. ‘Hou die Harris onder schot,’ voegde hij eraan toe.
Vóór de bestelauto zagen ze twee Zoeloes staan.
‘Handen omhoog!’ riep Japie hun in Zoeloetaal toe. En om meer indruk te maken, vuurde hij een keer in de lucht. ‘Gooi dat geweer op de weg,’ gebood hij de ene Zoeloe, die een geweer droeg.
Even scheen de man te weifelen, maar toen de ranger op hem toestapte, smeet de man het geweer in de wegberm.
‘Waar zijn de vellen?’ vroeg Japie bars.
De ene Zoeloe wees naar de kant van de weg, waar een hele stapel gedroogde en halfdroge dierevellen lag.
‘Inladen,’ beval Japie. ‘Maak de deur van je wagen open, chauffeur.’
De chauffeur kwam naar buiten gestrompeld en opende de achterdeur van de bestelwagen. Vlug wierp Japie een blik naar binnen, maar de wagen was nog leeg. De beide Zoeloejagers begonnen hun dierevellen in te laden, terwijl Japie zijn geweer op de mannen gericht hield.
‘En opschieten,’ gebood hij.
Jenneke en Trudi zagen een paar zebravellen, leeuwevellen, verschillende soorten hertevellen en nog een
| |
| |
aantal huiden die ze niet thuis konden brengen. Toen alles was ingeladen, beval Japie de twee Zoeloes achter in de bestelwagen te stappen. ‘Jullie nemen we ook mee,’ voegde hij eraan toe. ‘We rollen meteen je hele kliekje op, mister Harris!’ riep hij de fotograaf toe. De beide jagers keken Japie verbaasd aan, alsof ze niet begrepen wat hij bedoelde. En van Japie gingen hun blikken naar mister Harris.
‘Opschieten!’ schreeuwde Japie, en hij gaf ze allebei een por in de rug. Toen de jagers waren ingestapt, beet Japie hun toe: ‘Ga maar op je dierevellen zitten, dan zit je zacht.’ En meteen smeet hij de dubbele achterdeur dicht en deed er aan de buitenkant de grendel op. Ineens klonk een luid geraas op uit de motor van de groene wagen van Harris, en met een ruk schoot de auto vooruit. Verschrikt moest Jenneke opzij springen, en ze kon nog maar net de auto ontwijken. Een grote stofwolk woei op... een schot klonk... Wie had geschoten? Japie had toch zo uitdrukkelijk gezegd vooral niet te schieten? Maar het bleek Japie zelf te zijn geweest. De wagen van de fotograaf slingerde, reed van de weg af en kwam in de greppel tot stilstand. Op datzelfde moment stond Japie al naast de groene auto. ‘Uitstappen, vriend,’ gebood hij. ‘Je band is leeg.’
Verslagen kroop Harris uit zijn wagen. ‘Wacht maar,’ bromde hij woest.
‘Mister Harris ook in de bestelwagen!’ riep Japie de meisjes toe.
Jenneke schoof de grendel van de deur en liet mister Harris instappen.
‘Je kunt je mannetjes nu meteen uitbetalen!’ beet Japie hem toe. ‘Kom, meisjes, ieder van jullie aan een kant op de treeplank. Naar de volgende halte! Rijden
| |
| |
maar, chauffeur! Hou je goed vast, meisjes!’
Nauwelijks hadden ze een paar kilometer gereden, of wederom zagen ze een man op de weg staan. Nog voordat de bestelauto tot stilstand was gekomen, waren de meisjes al van de treeplank gesprongen en hielden ze hun geweren op de man gericht.
‘Handjes omhoog,’ gebood Japie, die ook uit de cabine was gekomen. ‘Laad je boel maar in, en vlug wat.’
De Zoeloe begreep er eerst niet veel van en liep op de bestelauto toe.
‘Inladen,’ gebood Japie nogmaals. ‘Opschieten, anders ga je dezelfde weg als de dieren die je geschoten hebt.’ De man, die blijkbaar alleen was, liep naar de kant van de weg en haalde uit het hoge gras een partijtje dierevellen. Japie liep met hem mee, om toe te zien dat hij niets achterliet. Intussen had Jenneke de bestelwagen weer geopend en beide meisjes stonden naast de deur, hun geweren dreigend opgeheven.
Nadat ook deze partij was ingeladen en Japie de verblufte Zoeloe had gedwongen in te stappen, ging de gevangenisdeur weer op de grendel en reden ze verder, in zuidelijke richting.
Tussen Letaba en Satara troffen ze een groep van vier Zoeloes langs de weg. Toen Japie hen onder dreiging van zijn geweer dwong hun spullen in te laden, bleken ze een flink aantal olifantstanden in hun bezit te hebben. Een voor een werden de zware ivoren tanden ingeladen, waarna ook de vier jagers volgden. Het werd in de bestelwagen langzamerhand wel een gedrang. En toen andermaal de deur werd geopend om enkele Zoeloes te laten instappen, klonk het uit de mond van Harris: ‘Laat mij eruit. Ik ben een blanke.’
‘Sorry,’ antwoordde Japie glimlachend. ‘Smokkelaars
| |
| |
zijn smokkelaars.’
Toen de chauffeur tenslotte gedwee zijn hele route had gereden, kwamen ze met een overbeladen bestelwagen in de buurt van het autopad, vóór Crocodile Bridge, het pad dat Japie en de meisjes zo kort tevoren hadden ontdekt.
‘Zo, dat is alles,’ besliste Japie. ‘We gaan natuurlijk met onze vracht niet naar Mozambique, maar we draaien hier om, chauffeur. Naar Nelspruit nu, om je voorraden voor de kampen op te halen. We kunnen daar onze vracht meteen aan de politie afleveren. De smokkelaars achterin zullen langzamerhand wel honger krijgen.’
Japie keek op zijn horloge. Het was al acht uur in de ochtend. Jenneke en Trudi hadden de laatste paar uren opeengedrongen tussen Japie en de chauffeur gezeten, maar nu was het einde van de doodvermoeiende tocht in zicht. Op weg naar Nelspruit ontmoetten ze nog een groepje leeuwen langs de weg.
‘We hebben een wagen vol met jullie grootste vijanden!’ riep Jenneke, toen ze de dieren stapvoets voorbijreden.
Dromerig staarden de roofdieren de bestelauto na...
Het was in het huis van meneer Bakx een komen en gaan van mensen. Het leek wel of alle inwoners van Potchefstroom persoonlijk hun gelukwensen wilden komen aanbieden. Meneer en mevrouw Bakx, de familie Tuininga, Japie en de beide meisjes zaten met een groep vrienden en bekenden rond de tafel.
Opgewonden vertelde Jenneke over alles wat ze gezien en meegemaakt hadden. Vol was ze ook over de spannende leeuwejacht die Trudi en zij met Japie hadden
| |
| |
meegemaakt. Nadat ze hun vracht te Nelspruit hadden afgeleverd, waren ze naar Punda Maria teruggereden. Japie had zijn auto door een garage in Nelspruit laten wegslepen en repareren. Ze hadden zolang de wagen van de ranger in Punda Maria kunnen gebruiken.
Nu en dan gingen de blikken van Japie in de richting van Trudi. Het meisje was erg stil geworden, ze voelde zich in een vijandige omgeving. Had ze van tevoren geweten hoe de maatschappelijke positie van een kleurling hier was, dan was ze nooit naar Zuid-Afrika gekomen. Maar nu was het te laat. Er was niets meer aan te doen. Geld om terug te gaan was er niet, en bovendien... wie zou haar in Holland opnemen? In Suriname? Familie had ze er niet meer. Japie wenkte Trudi, en samen liepen ze de tuin in, wat verbaasd nagestaard door Jenneke. Ze wilde opstaan en de twee achternalopen, maar haar vader gaf haar een teken om te blijven zitten.
‘Laat ze maar even,’ zei meneer Tuininga. ‘Japie moet je vriendin even alléén spreken.’
Jenneke kon haar ogen niet van de deur afhouden. Wat zouden die twee te bespreken hebben dat zij niet mochten horen? Maar haar geduld werd niet lang op de proef gesteld. Al gauw kwamen Japie en Trudi weer binnen, de laatste met een brede grijns op haar bruine toet. Nieuwsgierig keek Jenneke haar aan, maar voordat ze iets kon vragen, had Japie al het woord genomen.
‘Ik heb een plezierige mededeling voor allemaal, en speciaal voor onze vriendin Trudi,’ begon hij. ‘Voor Trudi is het al geen nieuws meer,’ voegde hij er met een knipoogje naar het Surinaamse meisje aan toe. ‘Ik heb van de leiding van het Krugerpark bericht ontvangen dat de partij dierevellen en ivoor, die ik
| |
| |
dankzij de grote hulp van Trudi en Jenneke heb kunnen buitmaken, publiek zal worden verkocht. Aan mij is nu opgedragen aan het geld, dat ongetwijfeld een groot bedrag zal zijn, een goede bestemming te geven. U allen weet dat Trudi hier in dit land niet op haar plaats is. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is ze hier terechtgekomen. Maar door een gelukkige samenloop van omstandigheden zal ze nu weer terug kunnen gaan...’
‘Terug?’ riep Jenneke teleurgesteld uit, maar op hetzelfde moment realiseerde ze zich dat dit voor Trudi's bestwil zou zijn. Weer schoot haar de gedachte te binnen aan die gele en groene tram. Alleen voor naturellen... maar Japie praatte alweer verder.
‘De bestemming die ik aan de opbrengst van de smokkelwaar geef, is... de terugreis naar Nederland van Trudi. We moeten allemaal even ons best doen om een goed passend thuis voor haar te vinden, maar ik weet nu al zeker dat we daar spoedig in zullen slagen. Bovendien is het maar voor korte tijd, want mijn vrouw en ik worden een dagje ouder en we zijn allang van plan de farm te verkopen en daarna naar Europa te gaan. Dan nemen we Trudi in huis. Ik heb altijd graag een dochter willen hebben!’
|
|