Caro en Tamara. In de groene hel
(1970)–Constant Butner– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
en haastten zich naar binnen. ‘Wat een weer!’ zei de meneer. ‘Nou!’ zei de dame. ‘Dag meneer Donkers, dag mevrouw!’ begroette de radioman zijn bezoekers. ‘Ik heb al verbinding!’ Even later klonk het ineens door de luidspreker: ‘Hallo Zanderij, hallo Zanderij! Hier Abel Peter Baker! Over!’ ‘Ja, Abel Peter Baker, Zanderij antwoordt. Wij luisteren! Over!’ sprak de radioman in de microfoon. ‘Hallo Zanderij, we hebben Maripasoela verlaten, suiker, zout en tabak gelost en vier mensen geladen. Over één uur en veertig minuten zijn we op Zanderij! Over en uit!’ Buiten reed nog een auto voor en een Surinaamse vrouw in kleurige koto missie jurk stapte uit, gevolgd door twee mannen. De tweede was oud en gebogen. Hij was helemaal grijs. Het waren baas en vrouw Voorn en de oude Hendrik van de plantage! ‘Ze zijn onderweg!’ riep meneer Donkers, die naar de deur was gelopen. ‘Me Gado!’ zei vrouw Voorn. ‘Mijn Tamara komt in een vliegmachien!’ ‘Zo, zo, baas Hendrik er ook bij? Nou, dat is leuk, hoor!’ zei meneer Donkers. ‘Ja, meneer!’ zei de oude man. ‘Deze aankomst moest ik zien. Daar konden m'n negentig jaren me toch niet van weghouden!’ De minuten kropen voorbij. Voortdurend zat mevrouw Donkers op de klok te kijken. ‘Nog vijftien minuten,’ zei ze, en even later: ‘Nog tien minuten.’ Baas Voorn beende zenuwachtig heen en weer. | |
[pagina 141]
| |
Buiten reed een ziekenauto voor. ‘Hallo Zanderij! Hallo Zanderij! Hier Abel Peter Baker! Over vijf minuten landen we! Over!’ klonk de stem van de vliegtuigtelegrafist in de lucht. De radioman greep zijn microfoon en antwoordde: ‘Oké, Abel Peter Baker. U kunt landen. De ziekenauto staat gereed!’ Allen stonden tegelijk op en liepen naar buiten. Gelukkig was het wat opgeklaard. Het regende niet meer. Allen tuurden naar de lucht. In de verte hoorden ze het geronk van een vliegtuig, maar door de laaghangende wolken konden ze nog niets zien. ‘Ziet u wat? Me Gado, Tamara in de lucht!’ zei vrouw Voorn. Grote zweetdruppels parelden op haar voorhoofd. ‘Nee,’ antwoordde meneer Donkers, ‘ze zitten nog boven de wolken!’ ‘Me Gado!’ riep vrouw Voorn weer uit. Het geronk werd sterker. Mevrouw Donkers greep zenuwachtig de hand van Tamara's moeder. Het lang verbeide ogenblik was bijna aangebroken. Nog één minuut hoogstens! Het toestel moest nu heel dichtbij zijn, maar ze konden het nog steeds niet zien. Plotseling braken de wolken en even scheen een waterig zonnetje. Op hetzelfde moment klonk het uit alle kelen tegelijk. ‘Daar is 'ie!’ Het metaalkleurige toestel schitterde in het zonlicht en vloog op lage hoogte eenmaal rond het vliegveld. Alle ogen volgden het gespannen. Lager en lager zakte het, en toen ging het landen. Aan het eind van de landingsbaan draaide het vliegtuig om en taxiede rustig naar het radiogebouwtje. | |
[pagina 142]
| |
De ziekenauto reed op het toestel af en stopte vlak voor de vliegtuigdeur. Deze ging open, een trapje werd uitgezet en twee mensen droegen een draagbaar de ziekenauto in. Met snelle vaart reed hij weg. Daarna sprongen twee meisjes uit het vliegtuig en holden op de wachtenden toe. De beide moeders huilden tranen met tuiten. Meneer Donkers slikte een paar keer snel, terwijl baas Voorn met grote ogen naar zijn dochter staarde. In de vliegtuigdeur stond een man met één arm in een witte doek en een stoppelbaard van vele dagen. ‘Da's goed afgelopen...’ bromde hij. |
|