| |
| |
| |
Voorbericht aengaende eene wekelijksche uitgave van gezangen voor de gereformeerde kerk in Nederland; door ds Johannes Wilhelmus Bussingh.
Eindigde ik het vooräfgaend bericht wegens de Uitgave mijner memorie over mijne Remotie, en die van, nu wijlen, mijnen Ambtgenoot, metske, als Predikanten van gouda, met de Verklaring: ‘dat ik genegen was meer vruchten van mijnen letterärbeid, van onderscheiden' aert, het licht te doen zien, en met de betuiging; dat ik mij, zelfs aen den openbaren predik- | |
| |
dienst, in de Gereformeerde Kerk, en aen de hulp mijner Medebroederen, niet onttrekken wil, daer mij hier toe, uitgenomen binnen gouda alleen, vrijheid gelaten, en hierin mijn lust en genoegen is’; - ik was toen reeds bedacht op een plan om iets uit te geven, waer door ik van wezentlijken dienst kon zijn aen ons Gereformeerd Kerkgenootschap in het bijzonder, maer ook nuttig en aengenaem voor de Beminnaren en Beminnaressen van den Christelijken Godsdienst en derzelver Leeraren in het algemeen; tevens met dat oogmerk, om, daer ik mij, door de ontzetting van mijnen post, van mijn hoofdbestaen beroofd zie, in mijnen kring, werkzaem te wezen ook tot verzorging van het tijdelijk onderhoud voor mij en mijn huisgezin. -
Sints langen tijd, vooräl na de invoering van de Nieuwe, zo voortreflijke, Psalmberijming in ons Kerkgenootschap, verlangden velen met mij, dat, even als in de Gereformeerde Kerk van Kleefsland, en bij het Kerkgenootschap onzer Luthersche Broederen, een gezangboek, ook bij ons, wierde ingevoerd, en ik vond mij dikwils opgewekt om hiertoe mede de hand te lenen. -
| |
| |
Mijn zucht voor de Nederlandsche Dichtkunde, en de naem en roem dien ik onder Neêrlandsch Dichtrenrij verwerven mocht, gepaerd met mijne begeerte om te blijven voortwerken tot bevordering van Waerheid en Godsvrucht, in den dienst van ons Kerkgenootschap, doen mij vertrouwen, dat ik, indien God mij het leven en de nodige vermogens spaert, geene al te stoute onderneming doe door mij tot het vervaerdigen van een zodanig gezangboek aen te bieden. -
Thands in rotterdam wonende, zie ik, met genoegen, hoe mijn ongelukkige Luthersche Medebroeder, de Eerw. sander, door de Uitgave van een stichtelijk Weekblad, zijne Gemeente, en de Christen Kerk in 't gemeen, sticht, en daer voor, door de liefde, en verzorging, ook van zijne tijdelijke belangens, zo wel van zijne Gemeente, als van anderen buiten dezelve, die voor den Godsdienst en deszelfs Leeraren, bijzonder in deze Stad, zeer veel overhebben, aengenaem beloond wordt; - en ik twijfel niet, te meer daer onze plannen grotendeels uit elkanderen lopen, en het mijne voor ons Kerkgenootschap door geheel ons Vaderland belangrijk is, of ook mijne poging zal, zonder aen den groten
| |
| |
aftrek van dat Weekblad eenig nadeel toe te brengen, de voor mij gewenschte gevolgen hebben, en ter bereiking van een zeer nuttig oogmerk dienstig wezen. -
In vier onderscheidene Gemeentens van Nederland, te vinkeveen, monster, gorinchem, en gouda, ben ik als Leeraer en Mensch, ik mag zeggen, algemeen geliefd geweest, en, het geen mij in gouda wedervaren is, heb ik niet aen de liefdeloosheid dier Gemeente, maer alleen aen verregaende drift en partijschap van eenige weinigen, te wijten, aen welke ik echter ook geen onverzoenlijk hart toedrage; - ik draeg derhalven de ondersteuning van deze mijne poging, mij, mijne belangens, en de belangens van mijn huisgezin, aen de liefde van deze, mijne nog zeer geliefde, Gemeentens allen, allerbijzonderst aen die van gouda, bij dezen, op; - ik verzoek, en vertrouw op de gunstige ondersteuning mijner onderneming van de Leden onzer Gereformeerde Kerk, en van alle Beminnaren en Beminnaressen van Godsdienst en Deugd en derzelver Leeraren, door geheel ons Vaderland, zo wel als van de Beoeffenaren en Liefhebberen der schoone Nederlandsche Dicht- | |
| |
kunde, aen welker bevordering ik tevens tracht dienstbaer te zijn. -
Weeklijks, en wel des Saturdags, binnen Rotterdam, en des Maendags, in de andere Steden dezer Provintie, zal een No. dezer gezangen, gelijk ook, den eersten dag in elke maend, in de andere Provintien, zullen de Nos der afgelopene maend, ieder voor den prijs van twee Stuivers, worden uitgegeven, of, daer de Poëtische geest niet wil gedwongen zijn, een of ander belangrijk Vertoog, in plaets van dezelve. -
De gezangen zullen, op de Zangwijze van een' of anderen Psalm, bij ons Kerkgenootschap in gebruik, kunnen gezongen worden, en papier en druk zal zeer zindelijk zijn, gelijk hiervan deze proeve gegeven wordt; zullende, voor dit gezangboek, wanneer hetzelve zal afgewerkt zijn, eene fracije Tijtel en Vignet, in 't koper gesneden, geplaetst worden, en dan de Tijtelbladen voor elk Nommer weggenomen kunnen worden.
Zij, die dit Weekblad verkiezen te bezitten en weeklijks te vervolgen, worden verzocht, ten spoedigsten, en wel uiterlijk voor den 15 dezer maend Januarij, hunne namen op te
| |
| |
geven bij de Boekverkopers j. hofhout en zoon binnen deze Stad; te Gouda bij Vander Klos; te Gorinchem bij Mevr. de Wede van Diepenbrugge, of de Wede. Cs Goetzee; - en voorts alomme bij alle Boekverkopers in Nederland. -
Tot eene eerste proeve diene de volgende nieuwjaerszang, zullende No. II. der gezangen, den eersten Saturdag in de volgende maend Februarij, bij de Boekverkopers hofhout en zoon, uitgegeven, en dan de Uitgave Weeklijks, op den zelfden voet als het Weekblad van Ds sander, vervolgd worden, tegen contante betaling bij de aflevering.
Voorts zij den Lezer alle heil!
J.W. BUSSINGH.
rotterdam den 1 Januarij 1796.
|
|