Nieuwe lof-sangen en geestelijcke liedekens
(ca. 1695)–Bernardus Busschoff– AuteursrechtvrijOp de Voyse van den 28 Psalm. O Heer ghy, &c.
De Gemeente.
HOe langh hebt ghy ô Heer besloten,
My soo ellendigh te verstoten?
| |
[pagina 30]
| |
Sal ick altijdt met herten bange
Vergeefs naer u toe-komst verlange?
Sullen dan alle de klachten mijn
Als voor den windt verdreven zijn?
Christus.
U schreyen Dochter Syon schoone,
Kimt op en klinckt in 's Hemels Throone,
Den windt al is hy groot van machten,
Heeft noyt verstroyt u droevig' klachten:
Uw' tranen neerstelijck vergaert,
Hebb' ick wel in een flesch bewaert.
De Gemeente.
Wat helpt my dat ghy hoort mijn kermen,
Ick en verneem' doch geen ontfermen,
Hebt ghy mijn tranen waer genomen,
Waerom vertoeft ghy dan te komen?
| |
[pagina 31]
| |
Of is u hert soo seer vervreemt,
Dat ghy op mijn geen acht en neemt?
Christus.
Soo een Moeder haer Kindt verliete,
En haer vrucht wreedelijck verstiete,
Nochtans sal ick u niet verlaten,
Want ick bemin u boven maten,
Heb ick niet in des doodts gewelt,
Mijn lijf voor u te pant gestelt?
De Gemeente.
Ach Bruydegom! Ach Heer getrouwe!
Mijn druck en overgrooten rouwe,
Doet my in sulck een klacht uyt breecken,
Mijn oogen vloeyen steets als Beecken,
Wanneer sullen de tranen mijn,
Van u Heer af-gewasschen zijn.
| |
[pagina 32]
| |
Christus.
Gedenckt hoe ick om u misdaden,
Met een zwaer Kruyce was beladen,
Soo dat ick klaeghd' in sulcken state
Dat mijn Vader my had verlate:
U uur en is noch niet vervult,
Dies hebt een kleynen tijdt gedult.
De Gemeente.
Wilt my dan uwen Trooster senden
Dat hy my sterck in mijn ellenden,
Want ick ben veel te swack om dragen,
Mijn Kruys vermeerdert alle dagen,
Streckt mijn geloof, op dat ick niet
Beswijcke in mijn swaer verdriet.
| |
[pagina 33]
| |
Christus.
Zijt doch getroost en wel te vreden,
Ick hebb' voor u geloof gebeden,
Dat sal u niet werden benomen,
End' ick sal haest'lijck tot u komen,
Heft u hooft na den Hemel vry,
Want u verlossing is na by. Amen.
Ja komt Heere Jesu, Apocal. 22. vers 20. |
|