Ons hartelijk geliefd Duitsche vaderland beleeft onder Gods leiding een geweldig reveil.
Hitler verklaarde in Maart 1933 in den Rijksdag, dat de rechten van de kerk erkend zouden worden. Ook zou de verhouding van staat en kerk niet veranderen.
Het was de kerk zelf, die haar roeping verzaakte en vergat wat het beteekent kerk van Jezus Christus te zijn. Haar groote schuld was, dat zij er met alle kracht naar streefde, de politieke revolutie ook op kerkelijk terrein te laten doorwerken. Zij vergat, dat er in de wereld vele heeren zijn, maar dat zij slechts één Heer kent en mag kennen. De kerk maakte drie groote fouten.
1) | Het Duitsche volk was politiek een eenheid geworden. De kerkelijke leiders hebben het ook kerkelijk tot een eenheid gemaakt en zij riepen om een Führer. Zij kregen een Führer: de Rijksbisschop, die niet anders was dan een imitatie van Hitler op kerkelijk terrein. |
2) | Aan de beraadslagingen van Luthersche en Gereformeerden laat men heel rustig Ludwig Müller deelnemen. Wie is Ludwig Müller? Hij heeft tot nog toe op kerkelijk terrein nooit iets beteekent. Hij is lid van de N.S.D.A.P. en van de ‘Geloofsbeweging der Duitsche Christenen’, die een positief christendom à la Hitler en Rosenberg, propageeren. Maar zoo zijn er meer. Dit is het: Ludwig Müller is de vriend en de vertrouwensman van Hitler. Bij den nieuwen opbouw der kerk spreekt de vertegenwoordiger van den staat ten volle mee en de kerk vindt het goed. |
3) | De ambtenarenwet had vastgesteld, dat zij die niet tot in het derde geslacht hun raszuiverheid konden aantoonen, geen staatsambt bekleeden mochten. De beruchte Ariërparagraaf. Het vleesch en bloed geworden antisemictisme van het Nationaalsocialisme. De kerkelijke instanties hebben, zonder daartoe door den staat gedwongen
|