iemand zeggen: hij ging van ons heen, omdat hij van ons niet was? Ik durf dat niet. Over de diepste en laatste motieven van zijn afwijzing kan en wil ik niet oordeelen, mag ik ook niet oordeelen. Ik heb altijd van Pos gehouden en naarmate ik zijn afwijzing moeilijker verdragen kon, hield ik meer van hem. Hij was een goed en hartelijk mensch’.
Met een mengeling van grote dankbaarheid en veel pijn gedenk ik hem.
Naast de theologische vragen hielden de politieke en sociale vragen mij bezig. Op Forum, mijn studentendispuut, hield ik een lezing over de Bond van Christen Socialisten en leverde ik kritiek op de lezing van de tegenwoordige Mr. A. Schenkeveld over Talma, terwijl mijn lezing bekritiseerd werd door de tegenwoordige Prof. D. Nauta. In de studentenalmanak schreef ik over Talma en het vraagstuk van het gezag in de verhouding van werkgevers en werknemers. Met de latere Mr. P.G. Knibbe discussieerde ik op een politiek dispuut, dat wij in overleg met minister Idenburg hadden opgericht, over het gezag in het politieke leven. Ik werd hoofdredacteur van het studentenblad Fraternitas en ook daarin schreef ik artikelen over sociale vraagstukken. Ik was zeker nog geen socialist, maar als ik nu, na jaren, nog eens overlees wat ik in de jaren 1917-1924 geschreven heb, is het mij duidelijk, dat de aanknopingspunten voor mijn latere ontwikkeling toen al aanwezig waren. En dat geldt waarlijk niet alleen van mij. Ik was één van meerderen en alleen vanwege dat ‘één van meerderen’ is het van belang deze op zichzelf onbelangrijke dingen op te halen.
Ik las los en vast, van links buiten tot rechts buiten, en ging luisteren naar alle politieke en sociale kopstukken van die tijd: Kuyper, De Savornin Lohman, Idenburg, Heemskerk, Troelstra, Vliegen, Schaper, Wijnkoop, Van der Goes, Henriëtte Roland Holst, Domela Nieuwenhuis...