| |
| |
| |
Emile Zola.
Een nog weinig bekend fransch romanschrijver,
Emile Zola, heeft na den val van het
tweede Keizerrijk beproefd, in eene reeks verdichte levensgeschiedenissen, de
wijzigingen te schetsen, welke de zamenleving in zijn vaderland door den
invloed van het napoleontisch bestuur ondergaan heeft. De eigenlijk gezegde
regeringskringen laat hij of ongemoeid, of rekent ze alleen als medewerkende
oorzaken mede, doch staat des te langer stil bij het volksleven en bij de
sedert den staatsgreep van 2 December 1851 daaruit voortgekomen toestanden.
Eerst krijgt men de lotgevallen en opkomst eener boeren-familie uit het Zuiden,
welke van den staatsgreep gebruik maakt om hare positie te verbeteren en een
stap hooger te klimmen op den maatschappelijken ladder (la Fortune des
Rougon). Daarna komt men te
Parijs, waar een zoon der Rougon's, die
den naam van Saccard heeft aangenomen en in wiens handelingen men eene
toespeling op den bankier Mirès waant te herkennen, door spekulatien op
groote schaal en voortgeholpen door een ouderen, tot minister verheven broeder,
fortuin maakt. Dit verhaal, waar men de heb- en genotzucht zich op hare prooi
ziet werpen, heet la Curée. Dan volgt eindelijk le Ventre de
Paris, anders gezegd het leven in en nabij de Halles Centrales; het
gewrocht der materiële welvaart, welke het tweede Keizerrijk in het leven
riep, en de stemming daardoor bij den kleinhandel opgewekt.
Zoo het hier de plaats was, over de letterkundige waarde
| |
| |
dier drie geschriften te oordeelen, zou op menige fout in de
zamenstelling moeten gewezen worden. Dikwijls neemt de episode eene te groote
plaats in; van de vrijheid van beschrijven wordt doorgaans misbruik gemaakt; de
stijl is overladen en buitensporig. Doch de opmerking volsta, dat alle drie een
spiegel zijn van het zedelijk bederf, dat naar de opvatting van den auteur de
Coup d'État over Frankrijk heeft gebragt. Zijns inziens is de
2de December niet geweest eene voortzetting van de reeks der
omwentelingen, welke sedert 1789 geheel Frankrijk onderstboven hebben gekeerd,
maar een aanslag op wat er goeds en edels was in de republiek van 1848; een
strik, waarin afmatting en vrees de natie hebben doen vallen; het begin eener
door en door bedorven maatschappij. De onnatuurlijkste misdaden en hartstogten
spelen bij hem eene hoofdrol, en de groote menigte der beschaafde lezers moet
van oordeel zijn, dat waar het talent zich zoo vergeet, de bewondering voor den
schrijver moet ondergaan in afschuw voor het geschrevene.
Doch de geschiedenis van het napoleontisch Frankrijk is nog in zoo
vele opzigten een gesloten boek; de kritiek van dat tijdperk heeft zoo
uitsluitend tot hiertoe zich tot den persoon en de naaste omgeving van den
Keizer bepaald, - dat Zola's poging om dezelfde gebeurtenissen thans ook van
hare maatschappelijke zijde voor te stellen en die nieuwe opvatting door middel
van het groote vulgarisatie-werktuig der eeuw in den ruimst mogelijken kring te
verspreiden, de aandacht van hen verdient, die in de geschiedenis van hunnen
tijd belang stellen. Zelfs kan beweerd worden, dat de aangeduide geschriften,
doordat zij tot de uiterste linkerzijde der realistische school behooren, meer
kans hebben geprezen te worden door hen, die werk maken van studie en de
bellettrie op den koop toe nemen, dan door het groot aantal dergenen, die voor
tijdverdrijf lezen. Deze laatsten kunnen in Zola's schilderingen geen behagen
scheppen. Waar hij hen niet ergert, moet hij hen vervelen.
Allen echter hebben wij er belang bij, dat het onderrigt, in die
schilderingen vervat, bewaard blijve en zijne bestem- | |
| |
ming bereike.
Schuddingen als die, van welke de fransche zamenleving sedert het einde der
vorige eeuw het schouwspel aanbiedt, zijn in de nieuwere geschiedenis een
geheel eenig verschijnsel. In Spanje, bij voorbeeld, ziet men ook wel de eene
omwenteling op de andere volgen, maar niet zooals in Frankrijk. Keer op keer
herstelt zich daar te lande, dank zij de aangeboren veerkracht der natie, het
maatschappelijk evenwigt. Door de kracht der tegenstelling ziet men er het
verschijnsel der omwenteling, onder nieuwe namen, telkens uit dezelfde oorzaken
geboren worden en telkens, onder nieuwe namen nogmaals, dezelfde gevolgen na
zich slepen. Frankrijk is in dat opzigt een type zonder wedergade.
Met name wij Nederlanders kennen de omwentelingen van den nieuweren
tijd alleen van hooren zeggen of hoogstens van den weerstuit. Verdreven
dynastien, omvergeworpen troonen, geplunderde paleizen; de Staten-Generaal
uiteengejaagd of in hechtenis genomen; barrikaden overal; de achterbuurten hare
bevolking uitstortend in de hoofdstraten; de pleinen afgezet en in
artillerieparken herschapen; het dreunen der alarmklok, ondersteund door de
zwaardere stem van het kanon; op alle punten een woedende strijd tusschen
krankzinnige burgers en wraakgierige soldaten; brand, roof, moord; overal
bloed, overal lijken, - voor ons bestaan die tooneelen alleen op het papier der
dagbladen of der geschiedverhalen. De reactie volgend op de revolutie; het
gouvernement van den sabel; de vrijheid geschorst; exekutien bij duizenden,
deportatien bij tienduizenden; ambtenaren afgezet en anderen in hunne plaats
aangesteld; fortuinen verwoest; bedrijven tot stilstaan gebragt; het nieuwe
bewind bevestigd door middelen, waarvan de meesten schandelijk zijn; op de
puinhoopen der vroegere welvaart de grondslagen der toekomende gelegd; de
patroon bedelaar geworden, de knecht patroon; de zucht naar heerschen en
genieten in troebel water visschend; de hoogmoed van den rijke vernederd, de
nijd van den arme voldaan, - ook die zaken zijn ons vreemd, en om er te onzent
de wedergade van te vinden, moeten wij de vaderlandsche geschiedenis van den
ouden dag raadplegen.
| |
| |
Niets moeijelijker voor een staat, die zijn evenwigt
verloren heeft, dan het terug te vinden. Drie malen heeft Frankrijk in den loop
dezer eeuw dat geluk gehad, maar telkens slechts voor eene poos. Na elke
vijftien of twintig jaren was het oude bederf tot zulk eene hoogte gestegen,
dat vernieuwing noodzakelijk scheen. Van alles heeft men beproefd om het
opgelost gezagsbeginsel weder tot eenheid en vastheid te brengen, en voor de
vierde maal is men op dit oogenblik bezig met hetzelfde monnikenwerk. Wat de
zamenleving nog bijeenhoudt, zijn niet de nieuwe beginselen, maar de
brokstukken der oude.
Naar dat feit mete men het onverstand dergenen af, die in dagen als
de tegenwoordige, bestaande staatsinstellingen ondermijnen. En uit dezelfde
oorzaken verklare men het feit, dat warme voorstanders der vrijheid in onzen
tijd zich terugtrekken, het veld latend aan de onschadelijke deklamatien van
mindere goden. Geen tijdperk der geschiedenis heeft zoovele edele en
welsprekende voorvechters der vrijheid opgeleverd als de eerste vijftig jaren
der 19de eeuw. In geen ander tijdperk is hare verdediging
zóó gedaald als op dit oogenblik.
October 1873.
[Wij laten hier de korte aankondigingen volgen van twee later
verschenen romans der reeks les Rougon Macquart] .
| |
I
De romans van
Emile Zola behoeven niet uit de handen
van jonge meisjes, - zij zouden er toch geen smaak in vinden, - maar behooren
zeer nadrukkelijk uit die van aankomende jongelieden geweerd te worden.
Verschoont men echter eenmaal dat gebrek, dan is mij onder de jongere fransche
schrijvers niemand bekend van zoo veel woeste kracht. Zola schrijft de
natuurlijke en maatschappelijke geschiedenis eener familie onder
| |
| |
het tweede keizerrijk, en die titel duidt tegelijk zijne
litterarische rigting aan: de fysiologie in de kunst. Natuurlijk is zijn boek
van het begin tot het einde een onverbiddelijk requisitoir. Hij haat het tweede
keizerrijk met een witgloeijenden haat, zou
Dr. Jan ten Brink zeggen, die intusschen
als bonaparte-verslinder slechts een peulschil is bij Zola vergeleken. Vijf
groote hoofdstukken van het monumentele werk, - La fortune des Rougon la
Curée, le Ventre de Paris, la Conquête de Plassans, la Faute de
l'abbé Mouret, - hadden het licht gezien. Thans is het zesde
hoofdstuk: Son Exellence Eugène Rougon verschenen. Het doet voor
de vorige in geen enkel opzigt onder. Stoute karakterteekening en sprekende
beschrijvingen zijn er op nieuw de groote verdiensten van. Deze boeken zullen
blijven leven door de kunst die aan hunne zamenstelling is besteed, ook al zou
de geschiedenis naderhand uitwijzen, dat hun schrijver over het tweede
keizerrijk een partijdig oordeel heeft geveld. [1876].
| |
II
Wat te Londen een gin-palace heet, wordt te
Parijs een assommoir genoemd: eene inrigting waar het volk
grooter en kleiner hoeveelheden sterken drank naar binnen komt slaan. De
invloed, dien zulk eene europesche amfioenkit op het lot der arbeidende klasse
uitoefent, - ziedaar het onderwerp door Emile Zola in zijn nieuwen roman
behandeld. Ditmaal echter heeft de schrijver zich niet vergenoegd, zeden te
schetsen. Hij heeft zich bovendien het cyniek en schilderachtig idioom der
Parijsche volksklasse in zoodanige mate eigen gemaakt, dat het werk ook
taalkundige waarde bezit. In tweederlei opzigt dus breekt Zola hier met den
traditionelen type van den Parijschen ouvrier. Zijne werklieden spreken de taal
der werklieden, en openbaren in hunne gevoelens en hunne handelingen al de
afschuwwekkende zijden van het leven der luiheid en der onmatigheid. Reeds
vroeger meen ik gezegd te hebben - en daar blijf ik bij, dat de romans van
Emile Zola alleen door volwassen mannen behooren gelezen te worden. Doch binnen
de grenzen van dat voorbehoud is l'Assommoir eene goede daad en een
meesterstuk van zamenstelling, zoo zeer, dat na het verschijnen van dit boek
(het zag het licht in de laatste dagen van Januarij jl., en op 1 Februarij
waren er reeds drie oplagen van verkocht) den schrijver niet langer eene plaats
kan worden ontzegd onder de jongere fransche romanciers van den eersten rang.
Populair zal hij denkelijk nimmer worden, maar hij bezit een kolossaal talent
en werkt met eene voorbeeldige naauwgezetheid van litterarisch geweten.
[1877].
|
|