Voorrede van den tweeden druk.
Toen ik te Batavia in 1874 en 1875 de litterarische
fantasien zamenstelde die in Nederland den bundel Oude Romans zijn gaan vormen,
poogde ik de voetstappen te drukken van een duitschschrijvend, destijds in het
buitenland nog weinig bekend deensch auteur, Georg
Brandes, van wiens Hauptströmungen der Litteratur der Gegenwart,
eerste deel, mij de aangenaamste herinnering bijgebleven is.
Sedert nam dit werk eene aanmerkelijke vlugt. De laatste uitgaaf,
aangevangen in 1882, zal uit zes deelen bestaan met den nieuwen algemeenen
titel: Die Litteratur des 19ten Jahrhunderts. Zij omvat een veel
ruimer veld van studien dan waarbinnen ik weleer meende mij te moeten
opsluiten.
Indien het oneerbiedig is te beweren dat de God van Nederland ten
aanzien van de beoefenaars der hollandsche letterkunde zich nooit buitengewoon
mild met tijdelijke zegeningen loonde, dan vraag ik verschooning. Niet ligt
echter zal iemand de juistheid der opmerking ontkennen.
Aux petits des oiseaux Il donne leur pâture,
Mais sa bonté s'arrête à la
littérature.
Dit ondervond de geniale nederlandsche vrouw, aan het herdenken van
wier
Sara Burgerhart en
Willem Leevend ik altijd den voorspoed mijner Oude
Romans toegeschreven, en nu ook ongetwijfeld te danken heb dat aan dezen de
onderscheiding van een herdruk te beurt valt.
Had het van de omstandigheden der natie afgehangen, en waren
vermogende oude vrienden niet tusschenbeide gekomen,
Betje Wolff en hare vriendin zouden van
honger gestorven zijn. Beider laatste brood was genade-