Litterarische fantasien en kritieken. Deel 9
(1884)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
I‘Je n'ai pas l'habitude de refaire ce qui est fait et bien fait’: luidt Renan's antwoord aan hen die zouden gewild hebben dat hij met zijn Leven van Jezus eerst opgetreden ware, nadat hij vooraf in een bijzonder werk rekenschap gegeven had van zijn oordeel over de wording van de boeken des Nieuwen-Testaments in het algemeen. Naar zijn gevoelen is deze taak reeds op afdoende wijs door anderen verrigt; en hoewel nog menig punt van ondergeschikt belang nader verklaring behoeft, is nogtans de geschiedschrijver op dit oogenblik genoegzaam ingelicht om over te gaan tot het zamenstellen van een eigen verhaal: ‘Un traité complet sur la rédaction des évangiles serait un ouvrage à lui seul. Grâce aux beaux travaux dont cette question a été l'objet depuis trente ans, un problème qu'on eût jugé autrefois inabordable est arrivé à une solution qui assurément laisse place encore à bien des incertitudes, mais qui suffit pleinement aux besoins de l'histoire.’ Hij geeft alleen als zijne bijzondere meening te kennen dat het vierde evangelie in vele gevallen voor den historieschrijver een veiliger gids is | |
[pagina 2]
| |
dan de drie eerste: ‘Toute personne qui se mettra à écrire la vie de Jésus sans théorie arrêtée sur la valeur relative des évangiles, se laissant uniquement guider par le sentiment du sujet, sera ramenée dans une foule de cas à préférer la narration de Jean à celle des synoptiques’ Zijne andere hoofdbronnen zijn: de dusgenaamde apocriefe boeken van het Oude Testament, met inbegrip van het boek Daniel; de schriften van Philo, den tijdgenoot van Jezus en het hoofd der alexandrijnsche school van joodsche wijsbegeerte; Flavius Josephus, de joodsche geschiedschrijver van de tweede helft der eerste eeuw; de Talmud, eindelijk, die wel eerst veel later op schrift gebragt werd, doch wiens hoofdinhoud ongetwijfeld door de mondelingsche overlevering getrouw bewaard gebleven is. Aangaande de evangelien voeg ik hier nog bij hetgeen de schrijver zegt van hun karakter en van hun ouderdom. ‘En somme,’ leest men bij hem, ‘j'admets comme authentiques les quatre évangiles canoniques. Tous, selon moi, remontent au premier siècle, et ils sont à peu près des auteurs à qui on les attribue.’ En voorts: ‘Ce ne sont ni des biographies à la façon de Suétone, ni des légendes fictives à la manière de Philostrate; ce sont des biographies légendaires. Je les rapprocherais volontiers des légendes de Saints.’ Welk oordeel men velle over het gebruik, door Renan van deze bronnen gemaakt, aan hare keus herkent men den meester. Geen ander godgeleerde van den tegenwoordigen tijd heeft getoond zulk een levendig gevoel of voorgevoel te bezitten van de onderscheiden plaatsen waar de spade in den grond behoort gestoken te worden, zal men de erts opdelven waarin hier het goud schuilt. Eenzijdig hebben anderen, vóór hem, zich bepaald tot de studie der evangelien alleen; te weinig partij hebben zij getrokken van Philo, van den Talmud, van Josephus. Ernest Renan is de eerste die heeft ingezien, bij welke groep van schrijvers der oudheid de biograaf van Jezus inzonderheid ter school moet gaan. En bij dit goede inzigt is het niet gebleven. Hetgeen Renan uit den Talmud geput heeft is geheel nieuw; zijne met behulp daarvan ontworpen teekening van het farizeïsme, de keurigste der bladzijden. Aan Josephus dankt hij eene schets | |
[pagina 3]
| |
van Juda den Gauloniet, wier wedergade men in elk ander leven van Jezus vruchteloos zoeken zal. Frisch en nieuw is ook zijne opvatting van Philo, door hem bijgenaamd ‘le frère aîné de Jésus.’ Niemand heeft ooit helderder het kontrast doen uitkomen tusschen dien joodschen wijsgeer en de grieksche wetenschap. Evenmin is door eenig ander levensbeschrijver van Jezus, tot kenschetsing van de joodsche denkbeelden en messiaansche verwachtingen dier dagen, zoo gelukkig gebruik gemaakt van de oud-testamentische apokriefen, met Daniel aan het hoofd. Renan's bronnen, gelijk men ziet, zijn niet velen in getal; doch alle goede historici zullen erkennen dat hij bij het doen zijner keus te werk gegaan is met takt. Daarenboven onderstelt de gemakkelijkheid waarmede hij zich van deze oorkonden bedient, de vastheid van zijn oordeel over hunne betrekkelijke waarde, zijne vaardigheid in het bij elkander stellen van hetgeen hier en ginds verspreid ligt, - eene zeldzame taal- en oudheidkennis. Slechts zeer enkele theologen van den tegenwoordigen tijd kunnen te dezen aanzien met hem wedijveren; en een bekwaam kandidaat tot de Heilige Dienst zou hij behooren genoemd te worden, die in staat ware een oordeelkundig verslag te leveren van de door Renan geraadpleegde fontes, zonder meer. Aderen zoo rijk, als de door hem geopende, kunnen niet door één historieschrijver op eenmaal uitgeput worden. De arbeid van velen is daartoe naauwlijks voldoende. Doch, wie Renan naderhand overtreffe of verder zie dan hij, al degenen die voortaan ondernemen zullen een leven van Jezus te schrijven, zullen hebben aan te vangen met het beklimmen zijner schouders. | |
IITwee hulpmiddelen van eene andere soort, eene aangeboren gaaf en eene gelukkige omstandigheid, hebben mede Renan in staat gesteld een werk te leveren gelijk voor hem nog door niemand gedaan was: ‘A la lecture des textes, j'ai pu joindre une grande source de lumières, la vue des lieux où se sont passés les évènements. La mission scientifique ayant | |
[pagina 4]
| |
pour objet l'exploration de l'ancienne Phénicie, que j'ai dirigée en 1860 et 1861, m'amena à résider sur les frontières de la Galilée et à y voyager fréquemment. J'ai traversé dans tous les sens la province évangélique; j'ai visité Jérusalem, Hébron et la Samarie; presque aucune localité importante de l'histoire de Jésus ne m'a échappé. Toute cette histoire qui, à distance, semble flotter dans les nuages d'un monde sans réalité, prit ainsi un corps, une solidité qui métonnèrent L'accord frappant des textes et des lieux, la merveilleuse harmonie de l'idéal évangélique qui lui servit de cadre, furent pour moi comme une révélation. J'eus devant les yeux un cinquième évangile, lacéré, mais lisible encore, et désormais, à travers les récits de Matthieu et de Marc, au lieu d'un être abstrait, qu'on dirait n'avoir jamais existé, je vis une admirable figure humaine vivre, se mouvoir.’ Renan heeft Palestina gezien; heeft het gezien en onderzocht met den ernst en de bezadigdheid van een bedevaartganger der wetenschap; heeft het doorkruist in de weemoedige stemming van een ontgoocheld katholiek; heeft het aanschouwd met een even dichterlijken blik als Lamartine of Chateaubriand. Een gedenkteeken van de magt en de schoonheid der fransche letteren zijn de bladzijden in zijne eerste hoofdstukken, waar hij het galileesch landschap teekent; een zoenoffer aan de muzen, tot stilling van haar toorn over de vele kakografien welke aan Renan's boek het kortstondig en onliefelijk aanzijn dankten: ‘Même de nos jours, Nazareth est encore un délicieux séjour, le seul endroit peut-être de la Palestine où l'âme se sente un peu soulagée du fardeau qui l'oppresse au milieu de cette désolation sans égale. La population est aimable et souriante; les jardins sont frais et verts. Antonin Martyr, à la fin du 6e siècle, fait un tableau enchanteur de la fertilité des environs, qu'il compare au paradis. Quelques vallées du côté de l'ouest justifient pleinement sa description. La fontaine, où se concentraient autrefois la vie et la gaîté de la petite ville, est détruite; ses canaux crevassés ne donnent plus qu'une eau trouble. Mais la beauté des femmes qui s'y rassemblent le soir, cette beauté qui était déjà remarquée au 6e siècle et où | |
[pagina 5]
| |
l'on voyait un don de la Vierge Marie, s'est conservée d'une manière frappante. C'est le type syrien dans toute sa grâce pleine de langueur. Nul doute que Marie n'ait été là presque tous les jours, et n'ait pris rang, l'urne sar l'épaule, dans la file de ses compatriotes restées obscures.’ Met deze beschrijving van Nazareth's omstreken, die zinspeling op Maria's dagelijkschen uitgang, vormt de schildering van hare en Jozef's woning een geheel: ‘Il sortit des rangs du peuple. Son père Joseph et sa mère Marie étaient des gens de médiocre condition, des artisans vivant de leur travail, dans cet état si commun en Orient, qui n'est ni l'aisance, ni la misère. L'extrême simplicité de la vie dans de telles contrées, en écartant le besoin de confortable, rend le privilège du riche presque inutile, et fait de tout le monde des pauvres volontaires. D'un autre côté, le manque total de goût pour les arts et pour ce qui contribue à l'élégance de la vie matérielle, donne à la maison de celui qui ne manque de rien un aspect de dénuement. A part quelque chose de sordide et de repoussant que l'islamisme porte partout avec lui, la ville de Nazareth, au temps de Jésus, ne différait peut-être pas beaucoup de ce qu'elle est aujourd'hui. Les rues où il joua enfant, nous les voyons dans ces sentiers pierreux ou ces petits carrefours que séparent les cases. La maison de Joseph ressembla beaucoup sans doute à ces pauvres boutiques, éclairées par la porte, servant à la fois d'étable, de cuisine, de chambre à coucher, ayant pour ameublement une natte, quelques coussins à terre, un ou deux vases d'argile et un coffre peint.’ Meen evenwel niet dat de gelegenheid ontbrak, aan dien engen kring te ontsnappen! De woning was bedompt, de straat niet breed, de stad niet groot, de gezigteinder niet ruim; doch eene wandeling naar den heuvel, aan wiens voet de kleine stad als gezeten was, maakte alles goed: ‘L'horizon de la ville est étroit, mais si l'on monte quelque peu et que l'on atteigne le plateau fouetté d'une brise perpétuelle qui domine les plus hautes maisons, la perspective est splendide. A l'ouest se déploient les belles lignes du Carmel, terminées par une pointe abrupte qui semble se plonger dans la mer. Puis se déroulent le double sommet qui domine Mageddo, les monta- | |
[pagina 6]
| |
gnes du pays de Sichem avec leurs lieux saints de l'âge patriarcal, les monts Gelboé, le petit groupe pittoresque auquel se rattachent les souvenirs gracieux ou terribles de Sulem ou d'Endor, le Thabor avec sa belle forme arrondie, que l'antiquité comparait à un sein. Par une dépression entre la montagne de Sulem et le Thabor, s'entrevoient la vallée du Jourdain et les hautes plaines de la Pérée, qui forment du côté de l'est une ligne continue. Au nord, les montagnes de Safed, en s'inclinant vers la mer, dissimulent Saint-Jean-d'Acre, mais laissent se dessiner aux yeux le golfe de Khaïfa. Tel fut l'horizon de Jésus. Ce cercle enchanté, berceau du royaume de Dieu, lui représenta le monde durant des années.’ De schrijver, nooit verlegen om eene nabetrachting, en steeds, wanneer hij in zijn verhaal van het bijzondere een rustpunt genaderd is, vaardig te besluiten met iets algemeens, scheidt van dit hoofdstuk (het tweede in de rij) met de opmerking: ‘Si jamais le monde, resté chrétien, mais arrivé à une notion meilleure de ce qui constitue le respect des origines, veut remplacer par d'authentiques lieux saints les sanctuaires apocryphes et mesquins où s'attachait la piété des âges grossiers, c'est sur cette hauteur de Nazareth qu'il bâtira son temple. Là, au point d'apparition du christianisme et au centre d'action de son fondateur, devrait s'élever la grande église où tous les chrétieus pourraient prier. Là aussi, sur cette terre où dorment le charpentier Joseph et des milliers de Nazaréens oubliés, qui n'ont pas franchi l'horizon de leur vallée, le philosophe serait mieux placé qu'en aucun lieu du monde pour contempler le cours des choses humaines, se consoler de leur contingence, se rassurer sur le but divin que le monde poursuit à travers d'innombrables défaillances et nonobstant l'universelle vanité.’ | |
IIIMet Renan's aangeboren talent bedoel ik den scheppenden geest, die nog iets anders dan des arbeiders liefde voor zijne taak, maar toch ook eene liefde is. Op haar zinspeelt de schrijver in de opdragt aan zijne zuster, wanneer hij zegt: | |
[pagina 7]
| |
‘Si parfois tu craignais pour ce livre les étroits jugements de l'homme frivole, toujours tu fus persuadée que les âmes vraiment religieuses finiraient par s'y plaire.’ Aan het slot zijner inleiding vermeldt hij haar met name: ‘Si l'amour d'un sujet peut servir à en donner l'intelligence, on reconnaîtra, j'espère, que cette condition ne m'a pas manqué. Pour faire l'histoire d'une religion, il est nécessaire, premièrement, d'y avoir cru (sans cela, on ne saurait comprendre par quoi elle a charmé et satisfait la conscience humaine); en second lieu, de n'y plus croire d'une manière absolue; car la foi absolue est incompatible avec l'histoire sincère. Mais l'amour va sans la foi.’ Zonder deze liefde kan niemand een waardig leven van Jezus schrijven. Zij is de voorname drijfveer. Doch aandrift en vermogen zijn twee onderscheiden zaken; en terwijl duizenden alligt in hun gemoed den lust zullen voelen ontwaken eene taak als deze te ondernemen, zal er niet meer dan één gevonden worden die kracht genoeg heeft om van het willen tot het ontwerpen, van het ontwerpen tot het uitvoeren te komen. Eene door Renan-zelf gebezigde vergelijking maakt dit verschil aanschouwelijk: ‘Supposons qu'en restaurant la Minerve de Phidias selon les textes, on produisît un ensemble sec, heurté, artificiel, que faudrait-il en conclure? Une seule chose: c'est que les textes ont besoin de l'interprétation du goût, qu'il faut les solliciter doucement jusqu'à ce qu'ils arrivent à se rapprocher et à fournir un ensemble où toutes les données soient heureusement fondues. Serait-on sûr alors d'avoir, trait pour trait, la statue grecque? Non; mais on n'en aurait pas du moins la caricature: on aurait l'esprit général de l'oeuvre, une des façons dont elle a pu exister.’ Hetgeen hier genoemd wordt l'interprétation du goût, en op eene andere plaats la raison d'art, is de inwendige aandrang waarop ik het oog heb: ‘La raison d'art en pareil sujet est un bon guide: le tact exquis d'un Goethe trouverait à s'y appliquer.’ Renan stelt op den voorgrond dat elk leven van Jezus, zal het dien naam met eere moge dragen, voor een deel moet zijn eene schepping: ‘Dans un tel effort pour faire revivre les hautes âmes du passé, une part de divination et | |
[pagina 8]
| |
de conjecture doir être permise.’ Dat hij van dezen hefboom, bij het zamenstellen van zijn geschrift, met bewustheid gebruikt heeft gemaakt, is het kenmerk zijner meerderheid. Het voorname onderscheid tusschen andere levensbeschrijvers van Jezus en hem komt hierop neder, dat bij hen gevonden wordt ‘un ensemble sec, heurté, artificiel,’ bij hem een bezield en levend geheel. Doch terwijl zijn boek door het toepassen der genoemde kunstwet een deel van zijn eigen wezen geworden is, - zoozeer dat het monnikewerk ware hem te willen wederleggen, en hem te overtreffen het eenige middel is hem uit het veld te slaan, - kan het niet anders of ook de grenzen en schaduwzijden van zijn geest komen zoodoende aan het licht. Dit gevolg is onvermijdelijk. Hoe hoog Ernest Renan bij mijne lezers moge aangeschreven staan, - eene vereering waarin ik deel, - zij zullen het niet ten kwade duiden indien ik eenige voorbeelden bijbreng tot aanduiding van hetgeen mij toeschijnt zijne eenige fout te zijn. | |
IVRenan is van oordeel dat Jezus met niemand geschikter vergeleken kan worden dan met Franciscus van Assisi, en dat, van alle godsdienstige bewegingen, de italiaansche der 13e eeuw het meest overeenkomt met die galilesche, aan welke het christendom ontsprong. ‘Le grand mouvement ombrien du 13e siècle est, entre tous les essais de fondation religieuse, celui qui ressemble le plus au mouvement galiléen.’ En onmiddellijk daarna: ‘François d'Assise est l'homme du monde qui, par son exquise bonté, sa communion délicate, fine et tendre avec la vie universelle, a le plus ressemblé à Jésus.’ Ga naar voetnoot1 Dit is aan den eenen kant zeer goed gezien. In elk geval komt aan deze vergelijking de voorrang boven menige andere toe, inzonderheid boven die met Sokrates of Kant. Jezus be- | |
[pagina 9]
| |
hoort voor den geschiedschrijver tot de orde der godsdiensthelden, der leidslieden van het godsdienstig gevoel onder de volken. Daarom is elk gelijkstellen van hem, met den stichter van deze of gene school van wijsbegeerte, een averegtsch middel om door te dringen tot de kennis van zijn karakter. Ook dankt Renan aan zijne opvatting van Jezus als geloofsheld sommige zijner beste bladzijden. ‘Pour bien comprendre la nuance de la piété de Jésus,’ zegt hij, ‘il faut faire abstraction de ce qui s'est placé entre l'Évangile et nous. Déisme et panthéisme sont devenus les deux pôles de la théologie. Les chétives discussions de la scolastique, la sécheresse d'esprit de Descartes, l'irréligion profonde du 18e siècle, en rapetissant Dieu, et en le limitant en quelque sorte par l'exclusion de tout ce qui n'est pas lui, ont étouffé au sein du rationalisme moderne tout sentiment fécond de la divinité. Si Dieu, en effet, est un être déterminé hors de nous, la personne qui croit avoir des rapports particuliers avec Dieu est un "visionnaire," et comme les sciences physiques et physiologiques nous ont montré que toute vision surnaturelle est une illusion, le déiste un peu conséquent se trouve dans l'impossibilité de comprendre les grandes croyances du passé. Le panthéisme, d'un autre côté, en supprimant la personnalité divine, est aussi loin qu'il se peut du Dieu vivant des religions anciennes. Les hommes qui ont le plus hautement compris Dieu, Çakya-Mouni, Platon, saint Paul, saint François d'Assise, saint Augustin, à quelques heures de sa mobile vie, étaient-ils déistes ou panthéistes? Une telle question n'a pas de sens. Les preuves physiques et métaphysiques de l'existence de Dieu les eussent laissés indifférents. Ils sentaient le divin en eux-mêmes. Au premier rang de cette grande famille des vrais fils de Dieu, il faut placer Jésus.’ In sommige voorname bijzonderheden wordt dit algemeene met treffende juistheid toegepast. Daaronder reken ik in de eerste plaats des schrijvers verklaring van de hooge gedachte die Jezus omtrent zichzelf koesterde, en van de onbeperkte eischen van overgaaf en gehoorzaamheid die hij zijne discipelen stelde. Aan het slot dezer bladzijde vindt men tevens eene of twee dier wonderspreuken, gelijk onze schrijver ze | |
[pagina 10]
| |
gaarne bezigt, en waaraan hij voor een deel zijne niet altijd even bevattelijke tegenstanders te danken heeft: ‘Jésus ne faisait à ses disciples aucun raisonnement; il n'exigeait d'eux ancun effort d'attention. Il ne prêchait pas ses opinions, il se prêchait lui-même. Souvent des âmes très-grandes et tres-désintéressées présentent, associé à beaucoup d'élévation, ce caractère de perpétuelle attention à elles-mêmes et d'extrême susceptibilité personnelle, qui en général est le propre des femmes. Leur persuasion que Dieu est en elles et s'occupe perpétuellement d'elles, est si forte, qu'elles ne craignent nullement de s'imposer aux autres; notre réserve, notre respect de l'opinion d'autrui, qui est une partie de notre impuissance, ne saurait être leur fait. Cette personnalité exaltée n'est pas l'égoïsme; car de tels hommes, possédés de leur idée, donnent leur vie de grand coeur pour sceller leur oeuvre: c'est l'identification du moi avec l'objet qu'il a embrassé, poussée à sa dernière limite. C'est l'orgueil pour ceux qui ne voient dans l'apparition nouvelle que la fantaisie personnelle du fondateur; c'est le doigt de Dieu pour ceux qui voient le résultat. Le fou côtoie ici l'homme inspiré; seulement le fou ne réussit jamais. Il n'a pas été donné jusqu'ici à l'égarement d'esprit d'agir d'une façon sérieuse sur la marche de l'humanité.’ Hetgeen hier in het voorbijgaan omtrent het vrouwelijk karakter gezegd wordt, - ‘ce caractère de perpétuelle attention a elles-mêmes et d'extrême susceptibilité personnelle, qui en général est le propre des femmes’, - herinnert aan meer dan één plaats, waar de schrijver melding maakt van Jezus' betrekking tot de vrouwewereld in zijne eigen omgeving. Bij het behandelen van dit onderwerp, door hem aangeroerd met een talent waarbij de reinheid met de innigheid om den voorrang dingt, heeft de gedachte aan Franciscus van Assisi hem sommige voortreffelijke diensten bewezen. Evenals in de evangelien, bekleeden ook bij Renan de galilesche vrouwen eene aanmerkelijke plaats in het leven van Jezus. Deze vrouwen zijn nu eens moeders, en in dat geval treden zij op met hare kinderen aan de hand of op den arm: ‘Quand il descendait dans une maison, c'était une joie et une bénédiction. Il s'arrêtait dans les bourgs et les grosses fermes, | |
[pagina 11]
| |
où il recevait une hospitalité empressée. En Orient, la maison où descend un étranger devient de suite un lieu public. Tout le village s'y rassemble; les enfants y font invasion; les valets les écartent; ils reviennent toujours. Jésus ne pouvait souffrir qu'on rudoyât ces naïfs auditeurs, il les faisait approcher de lui et les embrassait. Les mères, encouragées par un tel accueil, lui apportaient leurs nourrissons pour qu'il les touchât. Des femmes venaient verser de l'huile sur sa tête et du parfum sur ses pieds. Les disciples les repoussaient parfois comme importunes; mais Jésus, qui aimait les usages antiques et tout ce qui indique la simplicité du coeur, réparait le mal fait par ses amis trop zélés. Il protégeait ceux qui voulaient l'honorer. Aussi les enfants et les femmes l'adoraient.’ Elders komt de hulde meer van den kant der vrouwen eener bijzondere klasse; die welke, met het oog op haar schuldig levensgedrag, in het Nieuwe-Testament met den algemeenen naam van zondaressen aangeduid worden: ‘Des femmes faibles ou coupables, surprises de tant de charme, et goûtant pour la première fois le contact plein d'attrait de la vertu, s'approchaient librement de lui. On s'étonnait qu'il ne les repoussât pas. Oh! se disaient les puritains, cet homme n'est point un prophète; car, s'il l'était, il s'apercevrait bien que la femme qui le touche est une pécheresse. Jésus répondait par la parabole d'un créancier qui remit à ses débiteurs des dettes inégales, et il ne craignait pas de préférer le sort de celui à qui fut remise la dette la plus forte. Il n'appréciait les états de l'âme qu'en proportion de l'amour qui s'y mêle. Des femmes, le coeur plein de larmes et disposées par leur fautes aux sentiments d'humilité, étaient plus près de son royaume que les natures médiocres, lesquelles ont souvent peu de mérite à n'avoir point failli. On conçoit, d'un autre côté, que ces âmes tendres, trouvant dans leur conversion à la secte un moyen de réhabilitation facile, s'attachaient à lui avec passion.’ Het verheven gevoel, waarmede Jezus deze toegenegenheid beantwoordde, wordt in een ander verband aldus aangeduid: ‘Ses relations intimes et libres, mais d'un ordre tout moral, avec des femmes d'une conduite équivoque, s'expliquent par la passion qui l'attachait à la gloire de son Père, et lui inspirait | |
[pagina 12]
| |
une sorte de jalousie pour toutes les belles créatures qui pouvaient y servir.’ Hiertegen over staat de schildering zijner gevoelens ten aanzien van haar die, als de zusters van Lazarus, hem aanhingen met de stille tederheid van een onbezoedeld vrouwehart: ‘Jésus de se maria point. Toute sa puissance d'aimer se porte sur ce qu'il considérait comme sa vocation céleste. Le sentiment extrêmement délicat qu'on remarque en lui pour les femmes ne se sépara point du dévouement exclusif qu'il avait pour son idée. Il traita en soeurs, comme François d'Assise et François de Sales, les femmes qui s'éprenaient de la même oeuvre que lui; il eut ses sainte Claire, ses Françoise de Chantal. Seulement il est probable que celles-ci aimaient plus lui que l'oeuvre; il fut sans doute plus aimé qu'il n'aima.’ En aan dit alles wordt de kroon opgezet door de voor het hart van den schrijver pleitende onderstelling dat Jezus, in zijne laatste levensdagen, onder den invloed der twijfelingen die men den zielestrijd in Gethsemane pleegt te noemen, met weemoed zal hebben teruggedacht ook aan de liefde dier edele vrouwen: ‘Durant ses derniers jours, le poids de la mission qu'il avait acceptée, pesa cruellement sur Jésus. La nature humaine se réveilla un moment. Il se pril peut-être à douter de son oeuvre. La terreur, l'hésitation s'emparèrent de lui et le jetèrent dans une défaillance pire que la mort. L'homme qui a sacrifié à une grande idée son repos et les récompenses légitimes de la vie, éprouve toujours un moment de retour triste, quand l'image de la mort se présente à lui pour la première fois et cherche à lui persuader que tout est vain. Peut-être quelques-uns de ces touchants souvenirs que conservent les âmes les plus fortes, et qui par moments les percent comme un glaive, lui vinrent-ils à ce moment. Se rappela-t-il les claires fontaines de la Galilée, où il aurait pu se rafraîchir; la vigne et le figuier sous lesquels il aurait pu s'asseoir; les jeunes filles qui auraient peut-être consenti à l'aimer? Maudit-il son âpre destinée, qui lui avait interdit les joies concédées à tous les autres? Regretta-t-il sa trop haute nature, et, victime de sa grandeur, pleura-t-il de n'être pas resté un simple artisan de Nazareth? On l'ignore.’ | |
[pagina 13]
| |
VMen zal mij toestemmen dat al deze fijne lijnen en zachte kleuren tot één type behooren. Dit beeld van Jezus is een heiligebeeld. Men bemerkt er aan dat de evangelieboeken, waaraan het ontleend is, voor Ernest Renan de waarde hebben van de legende eens kerkheiligen. In zoo ver de grootsten onder deze heiligen met Jezus behooren tot de orde der geloofs- of godsdiensthelden, moet een ieder het betrekkelijk regt dezer opvatting erkennen. Daarentegen meen ik het gestadig volhouden van dit karakter, zoo stelselmatig als dit door Renan gedaan wordt, met betrekking tot Jezus een anachronisme te mogen noemen. Al lees ik: ‘Cette grande fondation fut bien l'oeuvre personnelle de Jésus. Pour s'être fait adorer à ce point, il faut qu'il ait été adorable. L'amour ne va pas sans un objet digne de l'allumer, et nous ne saurions rien de Jésus si ce n'est la passion qu'il inspira à son entourage, que nous devrions affirmer encore qu'il fut grand et pur. La foi, l'enthousiasme, la constance de la première génération chrétienne ne s'expliquent qu'en supposant à l'origine de tout le mouvement un homme de proportions colossales’, - al treffen wij aan het slot des werks met welgevallen deze juiste opmerking aan, wij zijn nogtans niet bevredigd. De schrijver is zeer welsprekend in het verkondigen van Jezus' grootheid. Jezus is volgens hem de grootste van alle menschekinderen die ooit geleefd hebben. Met het opschrift: Nouvelles Paroles d'un Croyant, zou men uit Renan's biografie een aantal bladzijden bij elkander kunnen stellen, waarin dit karakter door hem onveranderlijk getrouw aan Jezus toegeschreven wordt. Doch onder de daden die hij Jezus laat plegen, en evenzoo onder de aandoeningen waarvoor Jezus naar zijne meening vatbaar zal geweest zijn, komen er sommige voor die deze onovertroffen grootheid mijns inziens opheffen. Ik erken dat de historieschrijver het regt heeft, van Jezus te zeggen en te gissen: ‘Il n'a pas été impeccable; il a vaincu les mêmes passions que nous combattons; aucun ange de Dieu ne l'a conforté, si ce n'est sa bonne conscience; aucun Satan ne l'a tenté, si ce n'est celui que chacun porte | |
[pagina 14]
| |
en son coeur. De même que plusieurs de ses grands côtés sont perdus pour nous par la faute de ses disciples, il est probable aussi que beaucoup de ses fautes ont été dissimulées.’ Doch het verhaal van Ernest Renan is van de aanstonds daaraan vastgeknoopte tegenstelling: ‘Jamais personne autant que Jésus n'a fait prédominer dans sa vie l'intérêt de l'humanité sur les petitesses de l'amour-propre,’ niet altijd de zijdelingsche bevestiging en somtijds eene regtstreeksche ontkenning. Wanneer te verstaan gegeven wordt dat Jezus, tot jaren van onderscheid gekomen, medegedaan heeft aan het zoeken eener providentiële beteekenis achter den toevalligen naam dien hij van Jozef en Maria bij zijne geboorte ontving ('peut-être lui-même, comme tous les mystiques, s'exaltait-il à ce propos'); wanneer wordt gezegd dat Jezus' onderdanigheid aan de wereldlijke magt geweest is ‘un respect plein d'ironie’, en hij in den grond der zaak de schouders ophaalde over de inbeelding eener overheid aan welke hij zich voor het uitwendige onvoorwaardelijk onderwierp ('sa soumission aux pouvoirs établis, dérisoire au fond, était complète dans la forme'), wanneer het heet dat het toedienen van den doop, waarmede Jezus naar het voorbeeld vanJohannes zich in het begin zijner loopbaan zal hebben beziggehouden, eene dier zaken was waaraan hij voor zichzelf weinig waarde hechtte en wier populariteit-alleen hem tot navolging noopte ('le baptême avait été mis par Jean en très-grande faveur; Jésus se crut obligé de faire comme Jean: il baptisa et ses disciples baptisèrent aussi'); wanneer ondersteld wordt dat Jezus, hoewel verlegen met de hem toegeschreven afkomst uit het vorstelijk geslacht vanDavid, het nogtans niet onaangenaam zal gevonden hebben met den titel van koningszoon te worden begroet ('comme le Messie devait être fils de David, on lui décernait naturellement ce titre, qui était synonyme du premier; Jésus se le laissait donner avec plaisir, quoiqu'il lui causât quelque embarras, sa naissance étant toute populaire'); wanneer aan de hand wordt gedaan dat Jezus de hulde en lofzangen der galilesche kinderen zal gebezigd hebben als een middel om zijn naam te vestigen ('il était bien aise de voir ces jeunes apôtres, | |
[pagina 15]
| |
qui ne le compromettaient pas, se lancer en avant et lui décerner des titres qu'il n'osait prendre lui-même; il les laissait faire, et quand on lui demandait s'il entendait, il répondait d'une façon évasive que la louange qui sort de jeunes lèvres est la plus agréable à Dieu'); wanneer, onder de redenen waarom Jezus de door Judas als verkwisting aangemerkte vrijgevigheid van Maria van Bethanie prees, ook deze gerekend wordt dat Jezus zich gaarne geëerd zag en er belang bij had dat geen eerbewijs hem ontging ('il aimait les honneurs, car les honneurs servaient à son but et établissaient son titre de fils de David'); wanneer eindelijk van den indruk dien Jezus in zijne naaste omgeving op de harten maakte, behalve andere en aannemelijker verklaringen, eene enkele maal ook deze oplossing wordt gegeven: ‘Ces nombreuses conquêtes, Jésus les devait au charme infini de sa personne et de sa parole. Un mot pénétrant, un regard tombant sur une conscience naïve, qui n'avait besoin que d'être éveillée, faisaient un ardent disciple. Quelquefois Jésus usait d'un artifice innocent, qu'employa aussi Jeanne d'Arc. Il affectait de savoir sur celui qu'il voulait gagner quelque chose d'intime, ou bien il lui rappelait une circonstance chère à son coeur. C'est ainsi qu'il toucha Nathanaël, Pierre, la Samaritaine. Dissimulant la vraie cause de sa force, je veux dire sa supériorité sur ce qui l'entourait, il laissait croire, pour satisfaire les idées du temps, idées qui d'ailleurs étaient pleinement les siennes, qu'une révélation d'en haut lui découvrait les secrets et lui ouvrait les coeurs’ - wanneer dit alles medegerekend wordt tot het organisme eener levensbeschrijving van Jezus die uitgaat van de onderstelling dat Jezus moet geweest zijn ‘un homme de proportions colossales,’ en sluit met de verzekering dat nooit iemand meer dan Jezus geschitterd heeft door het talent ‘les petitesses de l'amour-propre’ te onderdrukken, dan komt het mij voor dat het beeld-zelf niet beantwoordt aan het prospektus van het beeld. Wij mogen van den historieschrijver niet vergen dat hij ons Christus-ideaal ongedeerd late; want voor hem is het eene nog onuitgemaakte zaak, of dat ideaal van ons werkelijk in de geschiedenis wortelt. Doch regtmatig is onze eisch dat hij | |
[pagina 16]
| |
te rade ga, gelijk hijzelf ook beloofd heeft te zullen doen, met zielkunde en chronologie. Al hetgeen in de aangehaalde plaatsen omtrent Jezus geleerd wordt (en de laatstelijk bijgebragte vergelijking met Jeanne d'Arc stijft mij in dat gevoelen) acht ik ontleend aan een anderen tijd en eene andere schakering van karakters. Welke onvolkomenheden Jezus mogen aangekleefd hebben, de door Renan onderstelde gebreken kunnen mijns inziens de gebreken van Jezus' deugden niet geweest zijn. Des schrijvers gemeenzame bekendheid met het godsdienstig leven der roomsch-katholieke midden-eeuwen schijnt mij toe, te dezen aanzien zijn blik verduisterd, in stede van gescherpt te hebben. Zwakheden van deze soort kunnen eigen geweest zijn aan Franciscus van Assisi of aan Bernard van Clairvaux, niet aan Jezus van Nazareth. | |
VIRenan's woordekeus, inzonderheid sommigen zijner beschrijvende bijvoegelijke naamwoorden, verraden dat de door hem bij Jezus onderstelde kleingeestigheid zamenhangt met eene persoonlijke neiging. De verwijfde uitdrukkingen ‘délicieux’ en ‘charmant’ moesten minder vaak uit zijne pen vloeijen. Ik heb er niets tegen dat de omstreken van Nazareth genoemd worden ‘un délicieux séjour’ en het meer van Genesareth ‘cette délicieuse petite mer de Tibériade.’ Doch het meisjesachtige bepaalt zich niet tot deze natuurbeschrijvingen. Ook de dierewereld is er door aangedaan. ‘Il parcourait ainsi la Galilée au milieu d'une fête perpétuelle; il se servait d'une mule, monture en Orient si bonne et si sûre, et dont le grand oeil noir, ombragé de longs cils, a beaucoup de douceur’: menige jonge dame in Europa is minder bevallig dan deze aziatische muilezels. Jezus zelf, en de galilesche wereld waarin hij leeft, zijn nu en dan als overtogen met een waas van zoetsappige liefelijkheid. De echtgenoot van den romeinschen landvoogd moge het zelf verantwoorden, dat ‘le doux Galiléen’ hoofdzakelijk op haar den indruk gemaakt heeft van te zijn een ‘beau jeune homme’, wiens bloed vergoten stond te worden. Doch al het andere komt voor rekening van den schrij- | |
[pagina 17]
| |
ver. De lieden in Galilea, ‘ces bons galiléens’, zagen aanvankelijk in Jezus niets meer dan een rabbi, gelijk er vóór hem meer anderen geweest waren: doch tevens was hij in hunne oogen ‘le plus charmant de tous.’ Het leven van Jezus' eerste volgers, in dat schoone land en in die blijmoedig verheven stemming, is eene ‘délicieuse pastorale’ geweest. Jezus was een ‘charmant docteur’ en daarbij een ‘délicieux moraliste’; zoodat hij met zijne apostelen gehouden heeft ‘de charmants entretiens’ en hun verhaald heeft ‘de charmants apologues’, enkelen waarvan gekenmerkt werden door ‘de charmantes impossibilités.’ Sommige oudtestamentische schoonheden staan even hoog als de schoonste sieraden der evangelien; en met hetzelfde regt als van ‘la délicieuse parabole du fils prodigue’, kan men spreken van ‘le délicieux psaume 84e’. Maar het evangelisch godsbegrip is zonder wederga, en het jodedom zoomin als het islamisme heeft deze ‘délicieuse théologie d'amour’ ooit begrepen. Door aldus in twintig regels bij elkander te stellen en zamen te koppelen hetgeen bij Ernest Renan op het ruime veld van vijfhonderd bladzijden verstrooid ligt, pleeg ik eene daad van geweld. Doch sommige charges doen de eigenaardige fysionomie van menschen of dingen beter uitkomen dan een regelmatig portret, of eene teekening naar de natuur. Zoo vaak het sentimentele in Renan zich tot het pathetische verheft, slaagt hij uitnemend. ‘Te souviens-tu, du sein de Dieu où tu reposes:’ er is in deze opdragt van het boek aan de in Palestina gestorven zuster iets gespannens, zoo men wil, en daardoor iets onnatuurlijks. Hetzelfde geldt van de zegenbede, den ten doode moegeworstelden Heiland nageroepen: ‘Repose maintenant dans ta gloire, noble initiateur!’ Doch aan beide bladzijden is eene verhevenheid eigen die met het vreemdsoortige van zulke ontboezemingen verzoent. Wordt daarentegen de schrijver, gelijk het geval is met zijne teekening van het galileesch leven, wordt hij niet gedragen op de breede en sterke vleugelen van den pathos, dan stijgt er uit zijne sentimentaliteit een nardusgeur op, die de lelietjes-van-den-dale der werkelijkheid vreemd is. Mystieke wierookwalmen passen welligt bij eene roomsch-katholieke godsdienstoefening, binnen | |
[pagina 18]
| |
de muren van een kerkgebouw: in het open veld, of onder de boomen van het woud, worden de reukzenuwen van den eenzamen wandelaar liefst anders aangedaan. | |
VIINa deze kritiek blijft alleen nog over, enkele hoofdbeginselen aan te wijzen waardoor het beloop des werks bepaald wordt, en die den sleutel leveren tot zijn geest zoowel, als zijne zamenstelling. Allereerst komt in aanmerking des schrijvers blik (een sombere blik) op de menschelijke natuur: ‘L'humanité dans son ensemble offre un assemblage d'êtres bas, égoïstes, supérieurs à l'animal en cela seul que leur égoïsme est plus réfléchi. Mais, au milieu de cette uniforme vulgarité, des colonnes s'élèvent vers le ciel et attestent une plus noble destinée.’ Ten andere hebben wij te onthouden dat heulen met de wereld de onvermijdelijke voorwaarde is van de verwezenlijking des ideaals: ‘Toute idée pour réussir a besoin de faire des sacrifices. On ne sort jamais immaculé de la lutte de la vie. Concevoir le bien ne suffit pas; il faut le faire réussir parmi les hommes. Pour cela des voies moins pures sont nécessaires.’ Eindelijk en voornamelijk, de wet der zedelijkheid is de toetssteen der praktische grootheid niet: ‘L'histoire est impossible, si l'on n'admet hautement qu'il y a pour la sincérité plusieurs mesures. Toutes les grandes choses se font par le peuple; or on ne conduit le peuple qu'en se prêtant à ses idées. Le philosophe qui, sachant cela, s'isole et se retranche dans sa noblesse est hautement louable. Mais celui qui prend l'humanité avec ses illusions et cherche à agir sur elle et avec elle, ne saurait être blâmé. César savait fort bien qu'il n'était pas fils de Vénus; la France ne serait pas ce qu'elle est si l'on n'avait cru mille ans à la sainte ampoule de Reims. Il nous est facile à nous autres, impuissants que nous sommes, d'appeler cela mensonge, et, fiers de notre timide honnêteté, de traiter avec dédain les héros qui ont accepté dans d'autres conditions la lutte de la vie. Quand nous aurons fait avec | |
[pagina 19]
| |
nos scrupules ce qu'ils firent avec leurs mensonges, nous aurons le droit d'être pour eux sévères. Au moins faut-il distinguer profondément les sociétés comme la nôtre, où tout se passe au plein jour de la réflexion, des sociétés naïves et crédules, où sont nées les croyances qui ont dominé les siècles. Il n'est pas de grande fondation qui ne repose sur une légende. Le seul coupable en pareil cas, c'est l'humanité qui veut être trompée.’ Voor diskussie zijn deze denkbeelden niet vatbaar. Men kan ze overnemen en in toepassing brengen, hetzij bij het behandelen van hetzelfde onderwerp in een nieuwen vorm, hetzij bij het uitwerken van een ander. Men kan er tegen toornen; er zijne medemenschen voor waarschuwen. Men kan er de schouders over ophalen, en ze aanmerken als paradoxale deklamatien. Doch Ernest Renan heeft zijn leven van Jezus naar deze beginselen ingerigt, en in schier ieder hoofdstuk vindt men daarvan bij hem de bewijzen. Alleen uit zijn wantrouwen in de menschelijke natuur laat het zich verklaren dat hij den apostel Johannes, uit wiens school volgens hem het vierde evangelie regtstreeks voortgekomen is, en die zelf daartoe een aantal anekdotische bouwstoffen leverde, in staat acht, uit ijdelheid en kleingeestigen naijver, aan de nakomelingschap te willen doen gelooven dat de moeder van Jezus, die bij de kruisiging niet tegenwoordig zal geweest zijn, daarbij niet-alleen zeer degelijk tegenwoordig was, maar ook bij die gelegenheid door Jezus zeer in het bijzonder toevertrouwd is aan de goede zorgen van hem, Johannes. ‘C'est là’ heet het in eene aanteekening op deze plaats, ‘c'est là, selon moi, un de ces traits où se trahissent la personnalité de Jean et le désir qu'il a de se donner de l'importance. Jean, après la mort de Jésus, paraît en effet avoir recueilli la mère de son maître, et l'avoir comme adoptée. La grande considération dont jouit Marie dans l'église naissante le porta sans doute à prétendre que Jésus, dont il voulait se donner pour le disciple favori, lui avait recommandé en mourant ce qu'il avait de plus cher. La présence auprès de lui de ce précieux dépôt lui assurait sur les autres apôtres une sorte de préséance, et donnait à sa doctrine une haute autorité.’ | |
[pagina 20]
| |
Men leert hieruit, in het voorbijgaan, dat Renan's kritiek der evangelien als het ware doorkruist, en dan ook voor een deel bepaald wordt, door zijne leer van den mensch. Honderd redenen zouden hem hebben kunnen bewegen, naar het voorbeeld van goede theologen, afstand te doen van zijne meening aangaande het historisch karakter, den historischen achtergrond, van het vierde evangelie. Aan honderd bedenkingen, waarvoor zijn verhaal, van het standpunt der evangelien-kritiek, thans blootligt, zou hij daardoor bij voorbaat den pas hebben kunnen afsnijden. Doch wij zien dat zijne ethica hem niet verhindert gehoor te geven aan de aanwijzingen van zijn historisch gevoel. Een aantal bijzonderheden in het vierde evangelie, meent hij, kunnen zeer wel van den apostel Johannes afkomstig zijn. Zij kunnen dit, ook al is de goede trouw van dien ooggetuige geenszins onverdacht. Slechts zie de historieschrijver, bij het gebruiken dezer bron, voortaan des te scherper toe. Partijdige vriendschap, gepaard met godsdienstige geestdrift, is, vooral bij vrouwen, volgens Renan tot alles in staat: ‘La foi ne connaît d'autre loi que l'intérêt de ce qu'elle croit le vrai. Le but qu'elle poursuit étant pour elle absolument saint, elle ne se fait aucun scrupule d'invoquer de mauvais arguments pour sa thèse, quand les bons ne réussissent pas.’ Dit leert zijns inziens de geschiedenis van het godsdienstig leven in onderscheiden tijden; en misschien moet naar dezen regel, zegt hij, ook het verhaal van de opwekking van Lazarus verklaard worden. ‘Fatigués du mauvais accueil que le royaume de Dieu trouvait dans la capitale, les amis de Jésus désiraient un grand miracle qui frappât vivement l'incrédulité hiérosolymite. La résurrection d'un homme connu à Jérusalem dut paraître ce qu'il y avait de plus convaincant.’ Martha en Maria verkeerden op dat oogenblik in de voor het uitvoeren van zoodanig plan vereischte stemming: ‘L'état de leur conscience était celui des stigmatisées, des convulsionnaires, des possédées de couvent, entraînées par l'influence du monde où elles vivent et par leur propre croyance, à des actes feints.’ Iemand heeft gezegd dat Ernest Renan te dezer plaatse, ten einde niet te vervallen tot de ligtgeloovigheid der vroom- | |
[pagina 21]
| |
heid, zich de ligtgeloovigheid van het cynisme in de armen geworpen heeft. Dit is niet juist. Martha en Maria zijn, volgens Renan, edele en beminlijke vrouwen geweest. Zulks was in zijn oog ook de Maria van Magdala, aan wier invloed hij zulk eene voorname plaats in de wording der verhalen aangaande Jezus' opstanding uit de dooden teekent. Hij roept uit: ‘Pouvoir divin de l'amour! moments sacrés où la passion d'une hallucinée donne au monde un Dieu ressuscité!’ Doch hij is nu eenmaal van oordeel dat de groote dingen in deze wereld niet tot stand komen dan ten koste van den adel, ook der verhevenste karakters. Zeer bijzonder is dit volgens hem het geval geweest met de scheppingen van het religieus leven in den voortijd. De negentiende eeuw is óf onmagtig tot het voortbrengen van iets dat daarnaar zweemt, - voor een deel, omdat geen volkomen eerlijk man in den tegenwoordigen tijd het van zijn geweten zou kunnen verkrijgen als godsdienststichter op te treden; - of wel, indien onze eeuw eene enkele maal iets soortgelijks onderneemt, dan is zij verpligt, gelijk men leeren kan uit de lotgevallen en den opgang van het mormonisme, haar hefboom te ontleenen aan het oude magazijn. Het denkbeeld dat mannen als Joseph Smith en Brigham Young in onze dagen, hoewel op erbarmelijke wijs, de getrouwe navolgers van de heiligen en godsdiensthelden der oudheid zijn, dit denkbeeld wordt door Renan wel niet met even zoo vele woorden uitgesproken, doch men behoeft de lijn zijner gedachte slechts een weinig te verlengen om al spoedig tot de aangeduide gevolgtrekking te komen. Ook is het een feit dat Joseph Smith, in minder tijd en geheel alleen, een grooter aantal proselieten gemaakt en een krachtiger Staat georganiseerd heeft, dan de direkteuren van vele christelijke zendelinggenootschappen te zamen in den loop van vijftig jaren. | |
VIII‘On ne sort jamais immaculé de la lutte de la vie’: vooral Renan's opvatting van het leven van Jezus-zelf doet uitkomen hoe onverbeterlijk diep deze overtuiging in zijn geest gewor- | |
[pagina 22]
| |
teld is. Alle lezers van zijn geschrift hebben opgemerkt dat de strijd met de werkelijkheid, volgens hem, een noodlottigen invloed uitgeoefend heeft op de ontplooijing van Jezus' karakter; en hierbij denk ik niet aan de vroeger aangestipte kleingeestigheden, maar aan de pijnlijke koncessien die Jezus, tot vestiging van zijn werk, gedaan zal hebben aan den tijdgeest, aan den ijver zijner kortzigtige vrienden, aan de eischen eener (haars inziens) alleen door bovenmenschelijke daden te boeijen en tot geloof te wekken volksmenigte. Enkel gedurende den tijd van zijn eerste optreden in Galilea heeft, volgens Renan, Jezus een waarlijk verheven en onschuldig ideaal verwezenlijkt. Het duurde niet lang of de aangebeden en onuitsprekelijk beminnenswaardige ebioniet werd een met de gedachte aan het naderend einde der wereld tot dweepens toe vervuld chiliast. De chiliast ging weldra eene schrede verder, en onderwierp zich aan de voorwaarden der onedele rol van thaumaturg. De thaumaturg, op zijne beurt, toen hij in aanraking kwam met de vijandelijke magt die den opgang van zijn werk onmogelijk maakte, wapende zich met geeselroeden van meer dan één soort en werd zeloot. Eerst toen het kruis voor hem stond opgerigt te worden, toen de joodsche priesters de doodelijke hand aan hem zouden slaan, ontwaakte hij uit zijn koortsachtigen droom, en kwam in den martelaar de menschezoon weder tot zichzelf. ‘Il est sûr, au moins,’ heet het, na het verhaal van de twijfelingen der laatste week, ‘que sa nature divine reprit bientôt le dessus. Il pouvait encore éviter la mort; il ne le voulut pas. L'amour de son oeuvre l'emporta. Il accepta de boire le calice jusqu'à la lie. Désormais, en effet, Jésus se retrouve tout entier et sans nuage. Les subtilités du polémiste, la crédulité du thaumaturge et de l'exorciste, sont oubliées. Il ne reste que le héros incomparable de la Passion, le fondateur des droits de la conscience libre, le modèle accompli que toutes les âmes souffrantes méditeront pour se fortifier et se consoler.’ De tot fanatisme gestegen heftigheid van Jezus' strijd tegen de joodsche priesterpartij wordt in denzelfden geest aldus verklaard: ‘Il faut se rappeler que dans cette ville impure et pesante de Jérusalem, Jésus n'était plus lui-même. Sa | |
[pagina 23]
| |
conscience, par la faute des hommes et non par la sienne, avait perdu quelque chose de sa limpidité primordiale. Désespéré, poussé à bout, il ne s'appartenait plus. Sa mission s'imposait à lui, et il obéissait au torrent. Ce n'est pas que sa vertu baissât; mais sa lutte au nom de l'idéal contre la réalité devenait insoutenable. L'obstacle l'irritait. Sa notion de Fils de Dieu se troublait et s'exagérait. La loi fatale qui condamne l'idée à déchoir dès qu'elle cherche a convertir les hommes, s'appliquait à lui. Les hommes en le touchant l'abaissaient à leur niveau. Le ton qu'il avait pris ne pouvait être soutenu plus de quelques mois; il était temps que la mort vint dénouer une situation tendue a l'excès, l'enlever aux impossibilités d'une voie sans issue, et, en le délivrant d'une épreuve trop prolongée, l'introduire désormais impeccable dans sa céleste sérénité.’ Dat Jezus ter wille van het volksgeloof, en niet buiten verband met zijne eigen meeningen omtrent de kracht van het gebed, zeker aantal dusgenaamde wonderen gedaan heeft, wordt voorgesteld als een onvermijdelijk gevolg zijner zending als godsdienststichter: ‘Jésus dut choisir entre ces deux partis: ou renoncer à sa mission, ou devenir thaumaturge.’ De schrijver neemt aan dat een gedeelte der evangelische wonderverhalen op feiten steunen: ‘Nous admettons sans hésiter que des actes qui seraient maintenant considérés comme des traits d'illusion ou de folie ont tenu une grande place dans la vie de Jésus.’ De meening dat deze wonderverhalen enkel toevoegsels zouden zijn van later tijd, is volgens hem eene te gemakkelijke oplossing: ‘Il serait commode de dire que ce sont là des additions de disciples bien inférieurs à leur maître, qui, ne pouvant concevoir sa vraie grandeur, ont cherché à le relever par des prestiges indignes de lui. Mais les quatre narrateurs de la vie de Jésus sont unanimes pour vanter ses miracles.’ Echter moet men niet meenen dat Jezus, door toe te geven aan de zwakheden des bijgeloofs, iets schandelijks of onzinnigs gedaan heeft: ‘Si l'on part de ce principe que tout personnage historique à qui l'on attribue des actes que nous tenons au 19e siècle pour peu sensés ou charlatanesques a été un fou ou un charlatan, toute critique est faussée.’ Ook | |
[pagina 24]
| |
komt hier zeer in aanmerking dat Jezus niet aanstonds begonnen is wonderen te doen, en dat hij ze vaak alleen met blijkbaren tegenzin verrigt heeft: ‘Beaucoup de circonstances semblent indiquer que Jésus ne fut thaumaturge que tard et à contre-coeur. On dirait, par moments, que le rôle de thaumaturge lui est désagréable. Il est permis de croire qu'on lui imposa sa réputation de thaumaturge, qu'il n'y résista pas beaucoup, mais qu'il ne fit rien non plus pour y aider, et qu'en tout cas, il sentait la vanité de l'opinion à cet égard. Comme cela arrive toujours dans les grandes carrières divines, il subissait les miracles que l'opinion exigeait de lui bien plus qu'il ne les faisait.’ Gelijk met den thaumaturg en exorcist, zoo is het ook gelegen met den chiliast. De schrijver protesteert tegen hetgeen hij noemt de willekeur van hen die niet gedogen dat Jezus nog iets anders zal geweest zijn dan de prediker der verhevenste zede- en godsdienstleer: ‘Le déisme du 18e siècle et un certain protestantisme nous ont habitués à ne considérer le fondateur de la foi chrétienne que comme un grand moraliste, un bien-faiteur de l'humanité. Nous ne voyons plus dans l'Évangile que de bonnes maximes; nous jetons un voile prudent sur l'étrange état intellectuel où il est né. Il y a des personnes qui regrettend aussi que la Révolution française soit sortie plus d'une fois des principes et qu'elle n'ait pas été faite par des hommes sages et modérés. N'imposons pas nos petits programmes de bourgeois sensés à ces mouvements extraordinaires si fort audessus de notre taille. Continuons d'admirer la morale de l'Évangile; supprimons dans nos instructions religieuses la chimère qui en fut l'âme; mais ne croyons pas qu'avec les simples idées de bonheur ou de moralité individuelle on remue le monde.’ De bedoelde hersenschim van Jezus, - zijn geloof aan het naderend einde der wereld, en aan de openbaring eener nieuwe maatschappij waarvan hijzelf de ziel en de armen de dignitarissen zouden zijn, - mag niet buiten rekening gelaten worden. Hetgeen Jezus door zijne moraal geworden is voor de nakomelingschap, ditzelfde is hij voor zijne tijdgenooten geweest door zijn chialisme: ‘Qu'il y eût une contradiction entre sa croyance d'une | |
[pagina 25]
| |
fin prochaine du monde et la morale habituelle de Jésus, conçue en vue d'un état stable de l'humanité, assez analogue à celui qui existe en effet, c'est ce qu'on n'essayera pas de nier. Ce fut justement cette contradiction qui assura la fortuue de son oeuvre. Le millénaire seul n'aurait rien fait de durable; le moraliste seul n'aurait rien fait de puissant. Le millénarisme donna l'impulsion, la morale assura l'avenir. Par là, le christianisme réunit les deux conditions des grands succès en ce monde, un point de départ révolutionnaire et la possibilité de vivre. Tout ce qui est fait pour réussir doit répondre à ces deux besoins; car le monde veut à la fois changer et durer. Jésus, en même temps qu'il annonçait un bouleversement sans égal dans les choses humaines, proclamait les principes sur lesquels la société repose depuis dix-huit cents ans.’ | |
IXWil men zich eene voorstelling vormen van het godsdienstig onderwijs van Jezus in zijn zuiversten vorm, men herinnere zich hetgeen bij hem aan dit millennium-geloof voorafgegaan is: ‘Dans les derniers temps de sa vie, Jésus crut que le règne de Dieu allait se réaliser matériellement par un brusque renouvellement du monde. Mais sans doute ce ne fut pas là sa première pensée. La morale admirable qu'il tire de la notion du Dieu père, n'est pas celle d'enthousiastes qui croient le monde près de finir et qui se préparent par l'ascétisme à une catastrophe chimérique; c'est celle d'un monde qui veut vivre et qui a vécu. Le royaume de Dieu est au dedans de vous, disait-il à ceux qui cherchaient avec subtilité des signes extérieurs. La conception réaliste de l'avénement divin n'a été qu'un nuage, une erreur passagère que la mort a fait oublier. Le Jésus qui à fondé le vrai royaume de Dieu, le royaume des doux et des humbles, voilà le Jésus des premiers jours, jours chastes et sans mélange où la voix de son Père retentissait en son sein avec un timbre plus pur. Il y eut alors quelques mois, une année peut-être, où Dieu habita vraiment sur la terre. La voix du jeune charpentier prit tout à coup une douceur extraordinaire. Un charme infini s'exhalait de sa | |
[pagina 26]
| |
personne, et ceux qui l'avaient vu jusque-là ne le reconnaissaient plus. Il n'avait pas encore de disciples, et le groupe qui se pressait autour de lui n'était ni une secte, ni une école; mais on y sentait déjà un esprit commun, quelque chose de pénétrant et de doux. Son caractère aimable, et sans doute une de ces ravissantes figures qui apparaissent quelquefois dans la race juive, faisaient autour de lui comme un cercle de fascination auquel presque personne, au milieu, de ces populations bienveillantes et naïves, ne savait échapper.’ Doch dit was nog slechts een begin. De betoovering zou nog klimmen, de geestdrift nog stijgen. Een voorgevoel van het in de liefelijkste gedaante naderend godsrijk zou zich van Jezus' omgeving meester maken. De prediker van het koningschap der kinderen, de dichter der armoede, de mystagoog van het verheerlijkt ebionitisme, zou zelf den toon aangeven der algemeene stemming. De nieuwe godsdienst, die weldra in de zorgen komen zou, vierde toen hare bruidsdagen: ‘C'était l'enfance, en effet, dans sa divine spontanéité, dans ses naïfs éblouissements de joie, qui prenait possession de la terre. Tous croyaient à chaque instant que le royaume tant désiré allait poindre. Chacun s'y voyait déjà assis sur un trône à côté du maître. On s'y partageait les places; on cherchait à supputer les jours. Cela s'appelait la bonne nouvelle; la doctrine n'avait pas d'autre nom. Un vieux mot, paradis, que l'hébreu, comme toutes les langues de l'Orient, avait emprunté à la Perse, et qui désigna d'abord les parcs des rois achéménides, résumait le rêve de tous: un jardin délicieux où l'on continuerait à jamais la vie charmante que l'on menait ici-bas. Combien dura cet énivrement? On l'ignore. Nul, pendant le cours de cette magique apparition, ne mesura plus le temps qu'on ne mesure un rêve. La durée fut suspendue; une semaine fut comme un siècle. Mais qu'il ait rempli des années ou des mois, le rêve fut si beau que l'humanité en a vécu depuis, et que notre consolation est encore d'en recueillir le parfum affaibli. Jamais tant de joie ne souleva la poitrine de l'homme. Un moment, dans cet effort, le plus vigoureux qu'elle ait fait pour s'élever au-dessus de sa planète, l'humanité oublia le poids de plomb qui l'attache à la terre, et les tristesses de la | |
[pagina 27]
| |
vie d'ici-bas. Heureux qui a pu voir de ses yeux cette éclosion divine, et partager, ne fût-ce qu'un jour, cette illusion sans pareille! Mais plus heureux encore, nous dirait Jésus, celui qui, dégagé de toute illusion, reproduirait en lui-même l'apparition céleste, et, sans rêve millénaire, sans paradis chimérique, sans signes dans le ciel, par la droiture de sa volonté et la poésie de son âme, saurait de nouveau créer en son coeur le vrai royaume de Dieu!’ | |
XMijne lezers mogen het ten goede houden indien ik menige bijzonderheid van Renan's geschrift onaangeroerd laat. Renan draagt over de instelling van het Avondmaal, over de betrekking tusschen Jezus en Johannes den Dooper, afwijkende meeningen voor die het de moeite waard zou geweest zijn mede te deelen en te toetsen. Mijn toeleg was, bij voorkeur den geest van het werk te doen uitkomen; en, daar dit niet geschieden kon zonder tevens al hetgeen er voor kerkelijke christenen aanstootelijks in voorkomt kort zamen te dringen, ten slotte over dit ergerlijke nog een enkel woord. In de oogen van het kerkgeloof heeft Renan's opvatting van het karakter van Jezus noodwendig iets monsterachtigs. De orthodoxie zou een zelfmoord plegen indien zij met dit boek vrede sloot, of tot een vergelijk met den schrijver kwam. Hare banbliksems konden zonder schade voor haar goeden naam puntiger zijn, minder den indruk maken van met plakgoud overtogen blik. Ook behoefden er niet zoo vele bijzaken te kleven aan de steenen dien zij den godslasteraar naar het hoofd slingert. Doch men zou weinig regt moeten laten wedervaren aan de menschelijke natuur, indien men het wilde afkeuren dat het kerkelijk christendom Ernest Renan verfoeit en uitwerpt. De christelijke regtzinnigheid is, van alle magten op deze wereld, die wier toorn en ongeregtigheden de meeste aanspraak hebben op vergiffenis. Voor haar bestaat het onderscheid tusschen vorm en wezen niet. Hetgeen anderen haar fanatisme noemen, is voor haarzelf en in hare eigen oogen pligtmatige ijver tot verdediging en verbreiding der ondeelbare waarheid. | |
[pagina 28]
| |
Doch een onafhankelijk publiek stelt daarom Ernest Renan niet in het ongelijk. Zijne teekening van het leven van Jezus moge onbevredigend zijn, dit onderscheidt haar niet van het christusbeeld der orthodoxie. Beide voorstellingen hebben dit gebrek met elkander gemeen; en, zoo ergens, hier is het snijpunt dier voor het overige zoo ver uiteenloopende lijnen. De overgeleverde leer omtrent den persoon van Jezus is ontegenzeglijk geschikt voor de openbare godsvereering, gelijk deze in alle christenlanden plaats heeft. De Jezus van Ernest Renan kan in de christelijke kerk niet gepredikt worden; een lied te zijner eer zou daar een wanklank zijn. Doch deze bruikbaarheid, bovendien een ondergeschikt kenmerk van waarheid, en geen onderpand van verhevenheid, is ook het eenige waardoor de christologie der bestaande kerkgenootschappen, in het oog van den onpartijdigen toeschouwer, voordeelig afsteekt. Verlaat men voor eene wijl dit onzijdig terrein, en plaatst men zich op het door Ernest Renan gekozene, dan blijkt het aangeduid voorregt niet aanzienlijk genoeg om al het andere goed te maken. Het zwaarste moet dan het zwaarst wegen. Op het standpunt van Renan is het kerkelijk christusbeeld eene benaauwende nachtmerrie; en men zou aan de billijkheid te kort doen indien men hem de vrijheid ontzegde, of de kracht misgunde, zich dien drukkenden last van de borst te wentelen. Indien hier spraak kon zijn van toerekenbaarheid, dan zou de schuld van Renan's geschrift verhaald moeten worden op het kerkelijk christendom. Niet aan hem, maar aan de kerkleer, zou de door hem gegeven ergernis te wijten zijn. Een fransch criticus der vorige eeuw heeft naar waarheid gezegd: ‘Ceux qui blâment les colères de l'esprit de critique, ne songent pas assez que l'homme de goût a reçu vingt blessures avant d'en faire une.’ Al kan niet ontkend worden dat la Vie de Jésus den regtzinnig-geloovigen christen kwetsen moet in sommige zijner dierbaarste overtuigingen, dit is geen reden om Renan te veroordeelen. Zijn boek is eene daad van zelfverdediging. Het zou niet betamen dat de orthodoxie in deze wereld slagen mogt toebrengen, zonder slagen terug te ontvangen. Zelf teistert zij de hoofden, bindt zij de gewetens; het kan voor hare vorming slechts dienstig zijn te | |
[pagina 29]
| |
ondervinden dat, onder het bestuur van een regtvaardig God, zulke daden hier beneden niet straffeloos gepleegd worden. Overigens ben ik voor mijzelf niet van oordeel dat de menschheid ten eeuwigen dage zal moeten blijven kiezen tusschen twee even onaannemelijke zaken: eene in de oogen der eenen gedrochtelijke kerkleer, eene in de schatting der anderen gedrochtelijke geschiedenis. Er zullen vreedzamer tijden aanbreken dan de onze is; en geen beter middel om die toekomst voor te bereiden, dan getrouwheid in het arbeiden elk aan eigen taak.
1863.
Eene voorname leemte van dit opstel is, dat het zwijgt over een ander beroemd Leven van Jezus, omgewerkt in Duitschland verschenen kort na de Origine du christianisme. Lezers die met eene vergelijkende beschouwing van beide werken kennis wenschen te maken, neem ik de vrijheid te verwijzen naar het voortreffelijk opstel van Eduard Zeller: Strauss und Renan, in den bundel Vorträge und Abhandlungen geschichtlichen Inhalts, Leipzig 1865.
1882. |
|