Nu eerst had hij zijn weg gevonden. In 1856 verscheen
The Rise of the Dutch Republic, en dit boek deed den
schrijver van zoo gunstige zijde kennen, dat
President Lincoln hem in 1861 tot gezant te Weenen,
President Grant in 1869 hem tot gezant te Londen
benoemde. Niet lang daarna zijns ondanks van dien laatsten post ontheven, bleef
hij in Engeland wonen, -waar twee zijner dochters engelsche heeren huwden, - en
was met tusschenpoozen de gast van
koningin Sofia, in Den Haag. Al de beste jaren van zijn
welbesteed leven bragt hij in Europa door; tengevolge zijner diplomatieke
waardigheden steeds in betrekking met zijn moederland, maar steeds alleen uit
de verte, als iemand die de amerikaansche demokratie een uitmuntend onderwerp
vond om boeken over te schrijven, maar, voor zichzelf, van hare zegeningen niet
ten volle overtuigd was. Hij stierf en werd begraven in Engeland.
‘At home’, werd daags na zijn overlijden in het londensch
Daily News van hem gezegd,
‘at home he had won some reputation as a literary man of scholarly
and refined tastes, but he was regarded as somewhat too fastidious for
the great Democracy to which he belonged.’ En op eene andere plaats in
hetzelfde uitvoerig artikel:
‘English life was, in fact, more suited to his refined and
cultivated, perhaps fastidious tastes, than that even of his native
Massachusetts.’
Het is niet twijfelachtig wat met fastidious, in dit verband,
bedoeld wordt. Het Yankeedom der werkelijkheid was Motley tegen de borst. Hij
beminde de vrijheid slechts, waar hij, als in de hoogere engelsche kringen,
haar gepaard zag gaan met hoofsche manieren, opvoeding, aristokratische
overleveringen. Zijne landgenooten vonden hem een nuf, en wederkeerig haalde
hij den neus voor hen op. Heerschte niet, bij Washington aan huis, de goede
toon der aanzienlijken van de 18de eeuw? Zoo, en zoo alleen, als de dochters
van Washington in Marie Antoinette-kostuum, zag Motley gaarne de demokratie
getooid. Hooft legt den klemtoon op het poorterlijke in de door hem beschreven
ontsteltenissen. Motley vergoedt Willem van Oranje, omdat de prins tegelijk de
vrijheid liefhad en een prins was.
Zoo verklaart het zich hoe Motley, bij het schrijven zijner
geschiedenis van den Nederlandschen Opstand, een anachronis-