heid, die U veroorloofde in dit jaargetijde van huis te gaan. Dat zijn verblijdende teekenen voor al degenen die U liefhebben, en die er zich over verheugen indien het U welgaat.
Hoe aardig hebt U in den Gids van 1 September Beets geplaagd met zijn epigram op de jubilarissen! Maar ook, hoe kostelijk heeft Beets 13 September zich van zijne moeijelijke taak gekweten! Ik heb hem uit de verte opregt bewonderd. Drie malen op één dag het woord te nemen over zichzelf, en telkens zichzelf gelijk te blijven of zichzelf te overtreffen, dat is buitengewoon. De minste jubilarissen hebben hem dit voorgedaan, en de minsten zullen het hem nadoen.
Wij waren dezen zomer van half Julij tot half September buiten, maar digt bij honk: te Aulnay boven Sceaux, een half uur sporens van Parijs. Er ligt daar een fraai bosch, waaruit men afdaalt naar en waarin men opklimt uit eene bekoorlijke vallei: Le Bois de Verrières, la Vallée de la Bièvre: een land overvloeijend van bloemen, van aardbeijen, en van - hollandsche zandaardappelen! De omstreken van Parijs hebben hunne vermaardheid eerlijk verdiend.
Mijn vrouw en mijn zoon maken het best. Beiden dragen mij hunne eerbiedige groeten voor U en voor den heer Bosboom op. Ook mij gaat het wèl. Alleen hoor ik mijne tanden somtijds roepen: ‘La garde meurt, et ne se rend pas!’, en dan klaag ik over die nuttelooze vasthoudendheid.
Uw gehoorzame en erkentelijke.