Aan den heer A. Huet, te Delft.
Parijs, 27 Junij 1882.
Carissime,
Uw broeder Willem was zoo goed mij te helpen aan fotografien van sommige leidsche oudheden en ik kom U vragen of gij ten aanzien van sommige delftsche hetzelfde zoudt willen doen.
In Van Bleijswijck's beschrijving van Delft, einde 17de eeuw, komen fraaije afbeeldingen voor: 1o. van het delftsche stadhuis, 2o. van het gemeenlandshuis van Delfland.
Gij zoudt mij zeer verpligten zoo gij mij fotografien bezorgen kondt van die twee gebouwen (Stadhuis en Gemeenlandshuis) in hun tegenwoordigen toestand, of anders omtrent dien toestand mij met een enkel woord wildet inlichten. Het kostende van eventuële fotografien (hoe grooter en uitvoeriger, hoe liever) restitueer ik U gaarne.
Is U ook bekend of in Gugel's Geschiedenis der Bouwkunst, eerste druk, iets van de gebouwen gezegd wordt? De tweede druk, die ik bezit is nog niet verder gevorderd dan de Antieken.
Dezer dagen vond ik bij mijn libraire-commissionaire alhier uw uitvoerig werk met alles over de Nederlandsche waterwegen Amsterdam en Rotterdam. Op mijne aansporing heeft hij het, met andere wetenschappelijke werken uit Nederland, bij hem voorhanden, op beziens gezonden aan de Bibliothèque Nationale alhier. Zoo dit slaagt, dan vraag ik welligt later uw advies over andere soortgelijke standaardwerken, met hetzelfde doel. De Bibl. Nat. bezit geen enkel hollandsch boek van den