Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 203]
| |
volledig voorkomen? Zoo ja, zoudt gij de beleefdheid willen hebben, mij het boek te leenen, o.c. van den uitgever Tjeenk Willink te Haarlem, en de daarop loopende kosten mij in rekening te brengen? De reden van dit verzoek is, dat de heer Tjeenk Willink mij schrijft binnen een paar dagen een pak boeken aan mij te zullen afzenden, en ik van die gelegenheid gebruik zou wenschen te maken om Coornhert's vertalingen te bekomen, die maar voor een gedeelte in mijn bezit zijn. Zoo U aan mijn verzoek niet voldoen kunt, meld dit s.v.p. in twee woorden aan Tjeenk Willink, opdat hij de verzending van zijn pakket niet noodeloos ophoude. Vergeef den overlast dien ik U veroorzaak! Dank voor uwe berigten omtrent de Haagsche tentoonstelling, die naar meer smaken, en voor de twee nummers van het Zondagsblad. Ik onderwerp aan uw oordeel eene derde verdeeling onzer litteratuurgeschiedenis in tijdvakken: Italiaansche navolging (16de-17de eeuw), Fransche navolging (17de-18de eeuw), Duitsch-Engelsche navolging (19de eeuw). Voor de midden-eeuwen zou dan een gemengd Fransch-Duitsche navolging in aanmerking komen. Het eigenaardige onzer litteratuur, dunkt mij, is de navolging. Zij gelijkt minder een eikel of een pijnappel, waaruit een bosch gegroeid is, dan eene zeef. Ik zeg dit niet volstrekt in malam partem. Er moeten ook zeven zijn. Ik moet vreezen, U in mijn laatsten brief kwalijk ingelicht te hebben. Potgieter's strofen over Fontainebleau (73 vgg.) vormen wel een onderdeel der Nalatenschap van den Landjonker in het 2de deel der Poëzie, maar behooren tot het groote afzonderlijke gedicht Gedroomd Paardrijden. Hoe kwijnt de liefde voor de letteren in Nederland, | |
[pagina 204]
| |
dat gij regt hebt onbekendheid met Ferdinand Fabre te onderstellen? Regt hebt, zeg ik; want gij kent uw volkje. In 1872, te Batavia, las en herlas ik l'Abbé Tigrane, en in 1873 verscheen eene kleine studie over Fabre in het feuilleton mijner Bataviasche courant. Gij hebt volkomen gelijk: l'Abbé Tigrane is een meesterstuk. Nogmaals verschooning, zoo ik met mijne vragen naar Coornhert (doch de schuld ligt aan U: waarom schrijft gij over zijne Wellevenskunst?) U verveel. Met vriendschappelijke gevoelens
Uw dienstwillige. |
|