niet over het mijne, zoodat ik mij verbeeld, dat mits hij geheel en al vrij blijve in zijn oordeel, en niet gedrukt worde door het gevoel eene daad van camaraderie te moeten plegen, hij er met voldoende belangstelling kennis van nemen zal. Van mijn uitgever verneem ik, dat mijn Oude Romans goed verkocht worden, en van mijne Italiaansche Reisherinneringen weldra een herdruk noodig zal zijn. Om U de waarheid te zeggen, valt mij dit erg mede; en ik wil maar hopen, dat Parijs en Omstreken even goed ontvangen zullen worden.
In het najaar van 1877 heb ik Saint-Cloud verlaten, en woon nu sedert 1 November in de schoolbuurt te Parijs zelf, niet al te ver van het Gymnasium, waar mijn zoon tweemalen daags heenmoet. De afstanden hier zijn zoo tijdroovend, dat ieder zich eene woning kiest, naar gelang van dergelijke omstandigheden. Mijn jongen zit in één klasse met veertig kameraden, en de geheele bevolking van dat gymnasium, in- en externes, bestaat uit 800 à 1000 leerlingen. En zoo is er niet één, maar zoo zijn er vijf of zes! Te veel leerlingen, inderdaad. Maar de methode van onderwijs beantwoordt regtstreeks aan het oogmerk. Mijn paedagogisch stelsel bestaat uit maar één artikel: dat namelijk de Hollandsche jongens tegenwoordig, zoo zij aanleg voor studie hebben, minstens twee moedertalen moeten kennen, Hollandsch en Duitsch, of Hollandsch en Engelsch, of Hollandsch en Fransch. Ik heb voor mijn zoon Fransch gekozen, en het berouwt mij niet. Het gymnasiaal onderwijs hier heeft maar één doel: door middel van Grieksch, en vooral van Latijn, de jongens Fransch te leeren. De gebreken van het stelsel - die voor de hand liggen - zijn voor mijn