Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekendAan Mevr. Cd. Busken Huet, te Parakan-Salak.Kramat, zondagochtend [31 Mei 1874].
Lieve Vrouw,
Ik begin dadelijk met (onder den indruk van uw briefje van donderdag, gisteren in de stad ontvangen) U mijne meening te zeggen over uw gaan of blijven. Aanstaanden zondag kan ik niet op Parakan Salak komen; daarvoor zou ik werk in voorraad gereed moeten hebben, dat niet gereed is. Eerst zondag den 14den zie ik kans weder bij U te zijn, om den 15den met U terug te keeren. Maar van den anderen kant: gij moet niet zoo lang blijven, zoo gij meent, of slechts gissen kunt, dat het te lang is. En daarom laat ons de afspraak maken, dat indien gij het gevoel hebt aangenaam te zijn, gij blijft tot zondag 14; terwijl gij in het tegenovergesteld geval eenvoudig uwen gastheer verzoekt een dos-à-dos te doen bestellen op Parang-Koeda. Dit laatste kunt gij iederen dag doen om zoo te zeggen, mits gij bij uwe aankomst | |
[pagina 270]
| |
te Buitenzorg niet verzuimt, mij onmiddellijk te telegraferen. Doch ik heb idée, dat gij wel zoo lang mogelijk blijven zult. Zoo ik Gideon gegriefd heb, door hem en U, (zij het ook in scherts) bij mijn vertrek, het heilige kruis achterna te geven, dan ben en word ik er nog dagelijks voor gestraft. Aan mijn materieel bestaan ontbreekt wel is waar niets, en dank zij uwe goede zorgen word ik gediend en bediend als een prins. Maar zoo dit leven nu een proef is van hetgeen ik ondervinden zou na uw beider vertrek naar Europa, in geval ik geheel alleen het groote huis bleef bewonen, dan kan ik niet zeggen, dat het liefelijke der natuurlijke omgeving het ontbreken der sociale compenseert. De tuin ziet er voor en achter keurig uit, 's morgens stroomt de rivier even frisch, 's avonds schijnt de volle maan even tooverachtig; de gele roos bloeit (wat wormstekig evenwel), en de andere bloemen zijn zoo overvloedig, dat ik gisteren avond B. een boeketje kon helpen plukken voor jufvrouw T. Maar ik moet erkennen: het raars is er af, en ik geloof niet dat het mij op die wijze op den duur bevallen zou. Jufvrouw T. heeft zich de bloemen, die men haar gisteren avond heeft toegeworpen, waardig getoond. Haar spel en zang waren nòg beter dan de vorige keer. De geheele voorstellingGa naar voetnoot1 liet weder niets te wenschen over en was even druk bezocht als de vorige. Dat was zaturdag. Donderdag ben ik Mad. Goddard gaan hooren, wier spel in één nummer mij zeer getroffen heeft. Eene gisteren aangekomen stoomboot uit Nederland, | |
[pagina 271]
| |
de Harrington bragt mij een brief van Mevr. Bosboom, die zoo gij wilt weinig nieuws bevat, maar heel hartelijk is. Ter ontcijfering zend ik hem U hiernevens toe. Ook sluit ik hierbij in eene plaats uit de Parisians, die ter regtvaardiging strekken kan van mijne bewondering voor het ‘tragische oor’ van zekere dame te Buitenzorg.Ga naar voetnoot1 Strekken kan, zeg ik; want gij zoudt kunnen beweren, dat Bulwer's ‘oor’ en het mijne, slechts vermeerdering van dwaasheid is en wij nu twee gekheden hebben voor ééne. Toen B. mij van ochtend goeden morgen wenschte, was zijn eerste woord een gelukwensch met Gideon's verjaardag. Als ik van avond bij Bergsma en Louise ga eten, zal het zeker óók niet aan goede wenschen ontbreken. Gisteren avond in de opera sprak ik Mevr. Everwijn, die U een bezoek is komen brengen juist op den dag van ons aller vertrek naar Buitenzorg, zaturdag vóór acht dagen. Zij zag er allerliefst uit in pensée-zijde. | |
[pagina 272]
| |
merkt, dat er dezer dagen zoo weinig van mijzelven in de courant voorkomt. Houden wij ons dus aan de afspraak, dat ik zaturdag den 13den kom, vóór twaalven. De groeten van Dr. Toussaint, die mij zijn Fransche zilveren medalje is komen vertoonen. In de courant van vandaag komt er een woordje over voor. De groeten ook van Bergsma en Louise, die gisteravond heel vriendelijk waren. Zij wilden dat ik met hen na het eten naar Van den Berg (N.P.) zou gaan; doch ik moest naar huis om couranten te lezen en Alcestis door te loopen.Ga naar voetnoot1 Het feuilleton van zaturdag - waar Josquin in den Phaedo leest en er 's nachts van droomt, is weder een meesterlijk gedeelte. Bij Louise aan tafel heb ik gisteren uwen lof gezongen, dat de geheele huishouding, zonder dat ik mij met iets behoefde te bemoeijen, perfekt manoeuvreerde. Bergsma stelde een toast op Gideon in, en moge het klinken van ons drietjes hem een gelukkig voorteeken zijn bij de intrede van zijn 15de. Hoe staat het met: les Animaux malades de la Peste? Ik heb de 1ste en 2de aflevering der Nederlandsche Schilderschool terug gevonden. Weet gij waar? In de lâ van uw schrijftafel, toen ik uwe kopij van Alcestis zocht. Nu, dag liefste. Al ben ik naar uw zin niet gek genoeg op U, reken toch maar dat ik innig van U houd. Kus Gideon en groet de familie H.
Uw Cd. B.H. [1874] |
|