Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 241]
| |
zoo vele maanden, toen de overgordijnen er nog niet gehangen hadden, inderdaad een zeer toonbaar voorkomen scheen te hebben, er eensklaps uit als een hospitaal. Al de gordijnen weg, en, met de gordijnen, al de bevallig- en al de gezelligheid! Zeer knorrig dronk ik mijn eerste kopje thee, bij het tweede ging het wat beter, en vóór het derde werd ingeschonken was ik weder raisonnabel geworden. Ik weet slechts één woord tot kenschetsing van mijn leven in die woestijn; en dat woord is: bed-d-d. Gisteren avond heb ik met genoegen bij de familie T.T. gegeten. Ik was er geheel alleen (althans de luitenant kwam laat en verdween vroeg.) Gij en Gideon moeten vele komplimenten hebben. Kleine Sophie is kwalijk geweest, doch met Castor-olie weder goed geworden, en gaat thans de toekomst met eene schoone maag vol blijdschap en levenslust te gemoet. Van den kleinen Izaak uit Holland zijn uitmuntende berigten ontvangen. Gisteren en vandaag heeft het hier in den namiddag (gelijk op dit oogenblik) hard geregend. Ik hoop nu toch maar in 's Hemels naam, dat gijlieden te Buitenzorg mooi weêr zult hebben. Ik ben gisteren-avond te half tien naar bed gegaan en heden ochtend te half zes opgestaan: acht uren aan één stuk doorgeslapen! Maar het was ook een vermoeijend dagje geweest. Ulieder afwezigheid en de ongezelligheid van het huis influencéren ongunstig op mijn werk. Ik heb geen twee idée's; en toch moet die vervl - kte courant er dagelijks althans één behelzen. Kon ik nu maar zeggen zooals | |
[pagina 242]
| |
Multatuli: ‘Zie mijne ideeën.’ Trouwens in de twee Bataviasche Handelsbladen, die ik U heden zond, verdringen de gedachten elkander óók niet. Maar wie wil de gelijke zijn van zulk uitschot? Ik weet nog niet, op wat wijze ik zaturdag kom. De S. en Marie zullen mij gaarne eene plaats afstaan, maar liever ga ik (om het betere rijtuig en de betere paarden) met V. de V. Doch ik weet nog niet of V. de V. gaat, en zoo ja, of hij mij kan bergen. Houd U goed, Mevrouw, ‘verveel U eerzaam’, en als de gelegenheid zich aanbiedt, vermaak U. Geef Gideon een zoen en neem er een voor uzelve.
De Uwe. [1870] |
|