vrienden sommigen gevonden worden, die beweren dat ik daartoe moedwillig aanleiding gegeven heb; die mijne handelwijze uit den grond huns harten afkeuren, doch die het daarom dan ook in U berispelijk zouden vinden, indien Gij juist thans het gezelschap zoeken gingt van iemand, tot wiens partij men moet behooren, om met verschooning aan hem te kunnen denken. Ik kan U niet vast beloven, dat het in het toekomend jaar beter met mij gesteld zal zijn, en durf U alleen in het algemeen de verzekering geven, dat ik mij hoe langer hoe schaarscher met theologie en hoe langer hoe uitsluitender met litteratuur wensch bezig te houden. Doch deze toezegging kan in elk geval alleen op tijd werken, terwijl een bezoek van U te onzent in dezen tijd in uw nadeel zou kunnen uitgelegd worden als eene misplaatste en in elk geval noodelooze demonstratie. Ik bid U, laat mij U van den zedelijken dwang, dien Gij uzelve misschien zoudt moeten aandoen, mogen ontheffen. Mijn gevoel van eigenwaarde is (helaas!) sterk genoeg om zonder bitterheid te kunnen erkennen dat mijn gezelschap U op dit oogenblik zou kunnen kompromitteren, terwijl tegelijk mijne vriendschap voor U te opregt is, dan dat ik U, ter wille van het genoegen van uw gezelschap zou willen blootstellen aan onaangenaamheden. Opdat derhalve uwe vrijheid volkomen zij, geven wij U bij dezen uw gul gegeven woord even gul terug, overtuigd dat Gij ons bij eene volgende gelegenheid edelmoedig schadeloos zult willen stellen voor het thans geleden verlies.
Derden zouden het misschien belagchelijk vinden dat Gij voor een zoo vriendelijk briefje als het uwe van jl.