Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 137]
| |
Aan Mevr. Cd. Busken Huet.Liefste Vrouw,
In den namiddag van heden hebben wij den terugtogt uit Florence aanvaard,Ga naar voetnoot1 en zijn daareven (acht ure) in de eerste plaats aangekomen te Spezzia met het oogmerk om morgen ochtend naar Genua te vertrekken, waarmede twaalf uren reizens gemoeid is. Van Genua zullen wij naar Genève trachten te komen, van Genève naar Lyon, van Lyon naar Parijs, en vandaar naar huis. Tot mijn leedwezen zal het wel Zondagavond worden vóór ik thuis kom. Op sommige plaatsen in dit land zijn de spoorwegen nog niet gereed, en dit veroorzaakt van tijd tot tijd een gedwongen oponthoud. Wacht mij dus niet vóór Zondag. Zoo snel ik kan, kom ik terug. Ons reisje is eene aaneenschakeling van genoegens; vreemde landen, vreemde menschen, prachtige natuurtooneelen, een schat van oude kunstwerken. Zaturdagavond te Florence, heb ik Ristori nog eens gehoord, in Francesca da Rimini, een stuk dat ik niet kende. Gisteren ochtend woonden wij de onthulling van het standbeeld van Dante bij, en gisteravond doorkruisten wij in alle rigtingen de schitterend geïllumineerde stad. Bij die gelegenheid, 's morgens vooral, heb ik zoo veel lieve damestoiletten gezien, dat ik de verzoeking niet heb kunnen wederstaan van heden ochtend, vóór ons vertrek, een neteldoeksch japonnetje voor U te koopen. Voor Gideon | |
[pagina 138]
| |
heb ik reeds verleden Donderdag, op onzen togt over den St. Gothard, een klein Zwitsersch huisje gekocht, dat er nog al aardig uitzag en niet meer dan 75 cts. gekost heeft. Potgieter is de opgeruimdheid, de voorkomendheid, en de royaliteit in persoon. ‘Il dépense de l'argent comme un prince.’ Met Duitschers, met Franschen, met Engelschen, met Italianen, met de gansche wereld knoopt hij gesprekken aan, veel meer en veel aardiger dan uw onwaardige echtgenoot pleegt te doen, of in staat is te doen. Onze gezondheid laat niets te wenschen over, en wij hebben geens dings gebrek. Doch, lieve vrouw, hoe goed ik het ook hebben moge, en hoe dit reisje mij ook verkwikt, ik verlang somwijlen vreeselijk naar U, en naar Gideon. Zelfs zou ik er een eed op willen doen dat ik met mijn vrijen wil nooit weder zonder U op reis zal gaan. Doch ik mag, om Potgieter's wil zoo niet spreken. Men kan niet alles te gelijk en niet alles te zamen genieten. Ik schrijf dit briefje in een zeer primitief logement, met mijn nachttafeltje tot lessenaar. Adres aan het schrift. - Lukt het, dan zal ik U op de eene of andere wijze, zoo mogelijk precies, doen weten wanneer ik thuis kom. NieuwenhuijzenGa naar voetnoot1 moet Zondagavond in elk geval de couranten buiten brengen. Zeg aan Gideon dat ik onophoudelijk aan hem denk, en geef hem uit mijn naam eenige zoentjes extra. Dat lieve kind! U gaf ik permissie om uzelve te kussen op uw schouder, en er bij te denken dat ik het gedaan heb. Doch ‘mijn oogjes vallen toe’ en mijn blaadje is vol. | |
[pagina 139]
| |
Heb een goed leven, houd goeden moed, en wees in gedachte omhelsd van uw getrouwen
Cd. Maandagavond 15 Mei 65.
PS. Onder het schrijven van dit briefje heb ik van vermoeidheid blijkbaar zitten soezen. Toen ik het aanving, was ik stellig van plan U geluk te wenschen met uw verjaardag, doch nu ik het overlees bespeur ik dat er geen woord van in staat. Doch indien gij wist dat Potgieter gisteren, ter eere van dienzelfden verjaardag, champagne geschonken heeft, zoudt gij mij niet van nalatigheid verdenken. Ja, lief schepsel, in het café Dancy te Florence heb ik gisteren op uw gezondheid gedronken en - moge ik nog vijftig jaren lang het zelfde doen! Doch nu begin ik wezenlijk te leuteren. De groeten aan Betje, aan Nieuwenhuijzen, en aan den bok. Smous niet te vergeten. Nog een zoentje van mij aan Gideon; en nog een van U aan uzelve op uw anderen schouder. |