De muis, of De gestoorde nachtrust(1916)–Wilhelm Busch– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. 19] [p. t.o. 19] Plaat 11. [pagina 19] [p. 19] XI. Toen 't muisje zich in vrijheid vond Zwom 't dapper in de waschkom rond, En Spar keek met zijn lieve vrouw Of 't ondier nu verdrinken zou. Het was een klucht om aan te zien Hoe daar die eerzame echteliên, Met angst en moordzucht in hun blik, Verbeidden 't vreeslijk oogenblik. - 't Scheen dat de muis haar kracht verloor; Zoo bracht ze mooi ons paar van 't spoor; Ze sprong in 't eigen oogenblik De waschkom uit, tot beider schrik. - Nu was aan Spar geen houden meer; Hij vloekte luid en sloeg al weêr, Maar wat of wie hij raken mocht, Het muisje had zich vrij gekocht. - 't Was vreeselijk om aan te zien, Die diep verslagen brave liên. Zij vonden, tot hun bitter kruis, Geen zelfvoldoening met de muis. ‘Hou vast,’ - zoo gilde Spar verbaasd, Maar door zijn overdreven haast, Viel tafel, stoel en hij meteen, Met alles over Eva heen. Daar lag de boel en Spar zei: ‘Vrouw! De muis is waarlijk ons te gauw; Ik geef de brui van al die pret, Vang jij de muis, - ik ga naar bed. Vorige Volgende