De muis, of De gestoorde nachtrust(1916)–Wilhelm Busch– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. 15] [p. t.o. 15] Plaat 7. [pagina 15] [p. 15] VII. ‘Houd, Eva, gij u nu eens stil,’ Sprak Spar, ‘en hoor eens wat ik wil! Het Beest, dat zoo onz' rust verstoort, Zij oogenblikkelijk vermoord: Ik stort, wat ik zoo pas verzon, De muis nu in de waterton; Daar vindt ze dra een wissen dood En wij zijn dan weêr uit den nood.’ - ‘Maar, man, hoe zult ge dat toch doen? Hoe kunt ge zulk een denkbeeld voên! Ach, Sparretje, geloof mij vrij, De muis is slim en vlug er bij, En zoo ontkomt ze u eindlijk nog.’ ‘Hoor nu zoo'n wijf! Wat praat je toch? Ik zeg je zult nu eens wat zien: Ik zal de muis een lesje biên, En heeft het onze rust gekost, Wij worden thans van 't leed verlost! - Sterf nu, verschrikkelijke muis! Den marteldood hier in mijn huis.’ En Eva sprak met 't hoofd op zij': ‘Och, Sparrebeen, heb medelij'! Wie weet hoe 't eens met ons nog gaat, Laat 't beestje loopen, vrij op straat.’ Maar Spar, die niet meer luistren kon, Schudt 't arme muisje in de ton. ‘Verga, verteer, o monsterdier! Uw dood geeft mij het grootst pleizier!’ Vorige Volgende