Max en Maurits(1922)–Wilhelm Busch– Auteursrecht onbekendEen jongenshistorie in zeven streken Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Vierde streek. 't Wetboek zegt ons kort en goed, dat een kind wat leeren moet. En de wet is niet tevreê met het enkle A b c! Niet in schrijven slechts en lezen oefent zich een reedlijk wezen; neen, veel meer dan taal of reeknen heeft voor ieder te beteeknen, wat de wijsheid ons doet hooren. Knoop haar woord dus in uw ooren! Meester Lampe, vol van deugd, leerde wijsheid aan de jeugd. - Max en Maurits mochten beiden hem daarom volstrekt niet lijden; want wie altijd zint op kwaad, hoort niet graag naar goeden raad. [pagina 27] [p. 27] 's Avonds, na het daaglijksch zwoegen, was het meesters grootst genoegen, eens een pijp tabak te rooken. Ja, hij kon geweldig smoken. - Wat een elk den goeden man ook van harte gunnen kan. - Max en Maurits evenwel overleggen alweer snel, of ze meester met zijn pijpje kunnen plagen! - Dat begrijp je! - Als weer eens op Zondagmorgen meester Lampe zonder zorgen in de kerk met vollen toon 't orgel speelt, zoo heerlijk schoon, [pagina 28] [p. 28] komen ze in zijn huis geslopen - want de buitendeur stond open! - Max zegt tot zijn vriend: ‘Ik grijp meesters mooie Zondagspijp!’ Maurits heeft thuis zonder schromen vaders kruithoorn weggenomen, en nu schudt hij, stop, stop, stop, buskruit in den pijpekop. - Stiekem zijn ze 'm dan gesmeerd, vóór de meester huiswaarts keert. Juist sluit meester, wel te moe, 't deurtje van de kerk weer toe. [pagina 29] [p. 29] En met boeken vol muziek onder de armen, stapt hij kwiek op zijn lange spillebeenen naar zijn stille woning henen. Vergenoegd en zelfvoldaan, steekt hij daar zijn pijpje aan. [pagina 30] [p. 30] ‘Ja,’ zegt hij, ‘de grootste vreugd is 't beoefnen van de deugd!’ Plof! Daar springt de pijp van steen met een reuzenknal uiteen! Kopje, melkkan, allegaar vliegt het plotsling door elkaar. Kachel, tafel, leuningstoel zwiert dooreen in bont gewoel. [pagina 31] [p. 31] Als de damp wat op gaat trekken, kan men Lampe nog ontdekken. ‘'k Leef nog!’ klinkt zijn stemgeluid. Maar... wat ziet de man er uit! Handen, neus, gezicht en ooren zijn zoo zwart als bij de Mooren. En zijn laatste bosje haar is verbrand! 't Is heuschlijk waar. [pagina 32] [p. 32] Wie moet nu de kindren leeren? Wie hun kennis nu vermeeren? Wie speelt orgel in de kerk? - Anders meesters Zondagswerk. - En waaruit moet meester rooken, nu zijn pijp is stuk gebroken? Mettertijd geneest er veel. Maar de pijp wordt nooit weer heel. 't Vierde schelmstuk is gedaan. Maar nu komt het vijfde aan. Vorige Volgende